Foto vrachtwagen op snelweg Dit dashboard bevat regionaal economische gegevens op een aantal thema’s bedoeld voor een beschrijving van de regionale economie. Het is door het CBS gemaakt in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Economische structuurversterking vereist een goede samenwerking tussen het Rijk en de regio’s. Daarom werken het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en regionale stakeholders veel samen in het economische beleid. Daarmee wordt nationaal verdienvermogen en regionale verdienkracht in onderlinge samenhang gestimuleerd.

Door het maken van een set regionaal economische kengetallen op COROP niveau is het voor regio’s mogelijk op een onderling vergelijkbare en objectieve manier te toetsen wat de huidige staat van de regionale economie is. Deze set indicatoren vormt daarmee de basis voor een consequent regionaal-economisch beleid voor regio’s, voor het Rijk en voor hun samenwerking.

Voor het maken van dit dashboard is gebruik gemaakt van bestaande gegevens, er heeft dus geen extra uitvraag naar derden plaatsgevonden. Ieder tabblad op dit dashboard een eigen toelichting. Daarnaast zijn er twee begrippen die op ieder tabblad van toepassing zijn. Deze worden hier toegelicht: regiobase, Standaard Bedrijfsindeling 2008 en grootteklasse.

Regiobase

De regiobase wordt samengesteld gebaseerd op de informatie uit het Algemeen Bedrijven Register (ABR) van CBS, de regio-enquête van de Statistiek Werkgelegenheid en Lonen (SWL-regio) en gegevens over vestigingen uit het Nieuwe Handelsregister (NHR). Met behulp van SWL-regio gegevens wordt de vestigingsgrootte bepaald en worden verdeelsleutels over de vestigingen van een bedrijf vastgesteld. Uit de SWL-regio is de verdeling van het aantal werknemers van een bedrijf over gemeentes bekend. Op basis hiervan kan worden vastgesteld hoe de banen over de vestigingen zijn verdeeld. De verdeelsleutels worden voor zover mogelijk op deze verdeling gebaseerd. Als SWL-regio geen mogelijkheid biedt, wordt het aantal werkzame personen bij inschrijving van de vestiging bij de Kamer van Koophandel als basis genomen voor de verdeling.

Standaard Bedrijfsindeling 2008 (SBI 2008)

De Nederlandse hiërarchische indeling van economische activiteiten die vanaf 2009 door het CBS wordt gebruikt om bedrijfseenheden in te delen naar hun hoofdactiviteit. De SBI 2008 kent vijf niveaus, waarvan het hoogste niveau (secties) door letters en de lagere niveaus (afdelingen, groepen, klassen en subklassen) door cijfers worden aangeduid. De SBI-code is tot en met het niveau van de klassen (vier cijfers), op een aantal uitzonderingen na, gelijk aan de door Eurostat vastgestelde NACE Rev. 2 (Nomenclature générale des Activités économiques dans la Communauté Européenne) die in alle lidstaten van de EU wordt gehanteerd. Genoemde verschillen met de NACE hebben betrekking op activiteiten die in Nederland niet (afzonderlijk) voorkomen en daarom niet in de SBI opgenomen zijn, zoals ijzerwinning en kleuteronderwijs. De subklasse, aangegeven door vijf cijfers, is een nadere Nederlandse verbijzondering. Om ruimte te maken voor de uitsplitsing in subklassen is incidenteel een viercijferige code toegevoegd aan de NACE-codering. Ook hierdoor komen in enkele gevallen de vier-cijferige codes van NACE en SBI niet geheel overeen. Op het niveau van de afdeling (twee cijfers) stemmen SBI 2008 en NACE Rev. 2 overeen met de ISIC Rev. 4 (International Standard Industrial Classification of All Economic Activities), de door de Verenigde Naties aanbevolen classificatie van economische activiteiten. In deze tabel is gekozen voor de hoofdactiviteit (SBI) van de vestiging. Niet iedere vestiging van een bedrijf houdt zich bezig met de hoofdactiviteit (SBI) van het bedrijf als geheel. Om te weten welke activiteiten worden uitgevoerd in een regio is de hoofdactiviteit (SBI) van de vestiging gebruikt.

Grootteklasse

In het dashboard maken we gebruik van uitsplitsingen naar grootteklasse (gk). Dit komt overeen met uitsplitsingen naar aantal werkzame personen (wp). Een werkzaam persoon is iemand die een baan heeft bij een in Nederland gevestigd bedrijf of bij een particulier huishouden in Nederland. Het aantal werkzame personen wordt vastgesteld op basis van de werknemers op de loonlijst, inclusief meewerkende firmanten, eigenaren en familieleden.

Introductie

De data zijn afkomstig van RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland). RVO is onderdeel van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, maar voert ook opdrachten uit namens andere ministeries, zoals de ministeries van Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. Daarnaast werkt RVO in opdracht van de Europese Unie. RVO voert o.a. subsidies uit, zoals de WBSO, MIT en PPS-toeslag, die in deze tabellen aan de orde komen.

Begrippen

WBSO
Met de WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) helpt het ministerie van Economische Zaken en Klimaat bedrijven om de financiële lasten van research en development (R&D)-projecten te verlagen. Het voordeel van de WBSO wordt verrekend via de belastingaangifte. De WBSO is de verzamelnaam voor de faciliteit afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de S&O-aftrek in de Wet inkomstenbelasting. Per 2016 zijn de generieke innovatie-instrumenten WBSO en de RDA samengevoegd tot 1 instrument: de WBSO.

Een WBSO-inhoudingsplichtige is een instelling of onderneming die loonbelasting afdraagt aan de Belastingdienst en voor de RDA een onderneming die winstbelasting afdraagt aan de Belastingdienst.

WBSO-gegevens van zelfstandig ondernemers zijn in de geleverde tabellen niet opgenomen. Voor het oplossen van de vestigingsproblematiek (correcties naar de vestiging waar de S&O-werkzaamheden daadwerkelijk plaatsvinden) is het jaar 2014 als uitgangspunt genomen en op dezelfde wijze toegepast op 2015. Correcties zijn alleen toegepast voor de top-100 grootste S&O-bedrijven voor wat betreft de som van de S&O-loonkosten en S&O-niet-loonkosten. Van deze top-100 wordt bijgehouden of er verschuivingen optreden voor wat betreft de geregistreerde S&O-locatie en waar mogelijk door de jaren heen zo constant mogelijk gehouden. Uitgaven die geen betrekking hebben op S&O-loonkosten worden zowel aangeduid met 'S&O-niet-loonkosten' als met 'RDA-grondslag'. Dat laatste was de gebruikelijke benaming voor 2016. Met beide termen wordt hetzelfde bedoeld.

RDA
De RDA had tot doel innovatie en S&O van het Nederlandse bedrijfsleven te bevorderen door een fiscaal voordeel voor niet-loonkosten en investeringen die betrekking hebben op S&O. Het RDA-bedrag werd opgevoerd als een aftrekpost in de inkomsten- of vennootschapsbelasting.

MIT (MKB Innovatiestimulering Regio en Topsectoren)
Doel van de MIT-regeling is innovatie bij het midden- en kleinbedrijf over regiogrenzen heen te stimuleren. Het geld wordt beschikbaar gesteld door het kabinet en de regio's gezamenlijk.

TKI (Topconsortia voor Kennis en Innovatie)
Privaat-publieke samenwerkingsverbanden en Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI's) kunnen een aanvraag indienen voor PPS-projecttoeslag. Tot nu toe liep deze aanvraag via de TKI's. De reden om dit nieuwe instrument in het leven te roepen is dat projecten tot stand komen op initiatief van andere partijen dan de TKI’s. De rol van het TKI is bij dergelijke initiatieven relatief klein. Daarnaast wil het ministerie van Economische Zaken en Klimaat cross-sectorale projecten bevorderen. Nu de doelgroep is verbreed van alleen TKI’s naar TKI’s plus privaat-publieke samenwerkingsverbanden, is de naam TKI-toeslag vanaf 1 februari 2017 veranderd in PPS-toeslag Onderzoek en Innovatie. De bestaande instrumenten voor de TKI’s veranderen van naam, maar inhoudelijk blijven de instrumenten hetzelfde. Het basisprincipe van de PPS-toeslag is simpel. Voor iedere euro private cash R&D-bijdrage van een bedrijf aan een onderzoeksorganisatie, legt het ministerie van Economische zaken en Klimaat er € 0,30 bij aan PPS-toeslag. Die PPS-toeslag moet weer ingezet worden voor R&D. Vanaf 2017 wordt enkel de totaalsom van de PPS-subsidie gegeven.

In de TKI-toeslagregeling maken we een onderscheid tussen de grondslagprojecten enerzijds en de inzetprojecten anderzijds. Met de grondslagprojecten ‘verdienen’ de TKI’s TKI-toeslag. Simpel gezegd, op iedere euro private bijdrage aan PPS-projecten m.b.t. onderzoek en innovatie (mits passend in de onderzoeksvoornemens van de topsector) ontvangt de TKI 30 cent. Die 30 cent kan de TKI vervolgens weer inzetten op nieuwe PPS-projecten. Grondslagprojecten zijn (tot nu toe) meestal lopende projecten. Inzetprojecten zijn altijd nieuwe projecten. (uit: ‘Topconsortia voor Kennis en Innovatie – Een terugblik op de TKI-toeslagregeling 2014’ , een uitgave van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, met zorg samengesteld door het team Kwaliteit, Monitoring en Effectmeting.)

H2020 (Horizon 2020)
Horizon 2020 is het programma van de Europese Commissie om Europees onderzoek en innovatie te stimuleren. Het totaalbudget voor de periode 2014-2020 is ongeveer €80 miljard.

Introductie

Regionale rekeningen geven een kwantitatieve beschrijving van het economisch proces van regio's en sluiten aan op de nationale rekeningen. In de nationale rekeningen worden productie, inkomensverdeling, bestedingen en financiering onderscheiden. Bij deze regionale cijfers ligt de nadruk op de beschrijving van de productieprocessen in de verscheidene regio's. De data van de conjunctuurenquête zijn op kwartaalbasis. In de grafieken en plots gebaseerd op de data van de conjunctuurenquête is het eerste kwartaal zichtbaar.

Begrippen

Bruto binnenlands product marktprijzen
Dit is een maat voor de omvang van de economie. De verandering van het volume van het bbp in een bepaalde tijdsperiode is een maat voor de groei (of krimp) van de economie. Het bruto binnenlands product tegen marktprijzen is het eindresultaat van de productieve activiteiten van ingezeten productie-eenheden. Het kan op twee manieren worden gedefinieerd:

  1. Vanuit het oogpunt van de productie: het bbp is de som van de bruto toegevoegde waarde van alle institutionele sectoren of bedrijfstakken en het saldo van productgebonden belastingen en subsidies (die niet aan sectoren en bedrijfstakken worden toegerekend). Het is eveneens de sluitpost van de productierekening van de totale economie;
  2. Vanuit het oogpunt van het inkomen: het bbp is de som van de bestedingen in de inkomensvormingsrekening van de totale economie (beloning van werknemers, belastingen op productie en invoer exclusief subsidies, bruto-exploitatieoverschot en gemengd inkomen van de totale economie).
Door het bbp te verminderen met het verbruik van vaste activa, wordt het netto binnenlands product (nbp) tegen marktprijzen verkregen.

Bruto toegevoegde waarde basisprijzen
De waarde van alle geproduceerde goederen en diensten (de productiewaarde of output) minus de waarde van goederen en diensten die tijdens deze productie zijn opgebruikt (het intermediair verbruik). De toegevoegde waarde is daarbij uitgedrukt in basisprijzen, de prijzen zijn die door producenten zijn ervaren. Inbegrepen is de toegevoegde waarde van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degenen die in buitenlandse handen zijn. Ook overheidsinstanties en andere niet-commerciële instanties behoren hiertoe. In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van het verbruik van vaste activa (afschrijvingen) en 'netto' na aftrek van het verbruik van vaste activa.

Bruto toegevoegde waarde volumemutaties
Dit omvat de volumegroei van de toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen). Dit wordt hetzelfde gedefinieerd als onder het kopje bruto toegevoegde waarde basisprijzen.

Bruto binnenlands product volumemutaties
Dit omvat volumegroei van het bruto binnenlands product (bbp). Dit wordt hetzelfde gedefinieerd als onder het kopje bruto binnenlands product marktprijzen.

Arbeidsproductiviteit
Deze indicator is berekend door het bbp tegen marktprijzen (in miljoenen euro's) van enig jaar te delen door het aantal gewerkte uren (in miljoenen uren door werknemers en/of zelfstandigen in datzelfde jaar.

Gewerkte uren (in mln uren)
Het totale aantal uren dat werknemers en/of zelfstandigen gedurende de verslagperiode werkelijk hebben gewerkt. Niet gewerkte uren wegens verlof en/of ziekte tellen dus niet mee.

Niet-financiële bedrijven
Het niet-financiële bedrijfsleven is een samenstelling van de volgende bedrijfstakken: B Delfstoffenwinning, C Industrie, D Productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht, E Winning en distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering, F Bouwnijverheid, G Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s, H Vervoer en opslag, I Logies-, maaltijd- en drankverstrekking, J Informatie en communicatie, L Verhuur van en handel in onroerend goed, M Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening, N Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening, 95 Reparatie van consumentenartikelen.

Status van de cijfers

De cijfers van 2021 en 2022 zijn voorlopig en de eerdere data zijn definitief.

Begrippen

Vestiging
Elke afzonderlijk gelegen ruimte, terrein of complex van ruimten of terreinen, benut door een bedrijf voor uitoefening van de activiteiten. Ieder bedrijf bestaat uit ten minste één vestiging. Meerdere locaties van een bedrijf binnen een postcodegebied worden als één vestiging beschouwd.

Vestigingsgrootte
De vestigingsgrootte is een indeling van vestigingen van bedrijven gebaseerd op het aantal werkzame personen.

Werkzame persoon
Persoon die een baan heeft bij een in Nederland gevestigd bedrijf of bij een particulier huishouden in Nederland. Het aantal werkzame personen wordt vastgesteld op basis van de werknemers op de loonlijst, inclusief meewerkende firmanten, eigenaren en familieleden. Tot de werkzame personen behoren alle personen die betaalde arbeid verrichten, ook al is het maar voor één of enkele uren per week, ook als zij:

  • arbeid verrichten die op zichzelf genomen legaal is, maar waarvan de beloning aan de registratie door fiscus of sociale zekerheidsautoriteiten wordt onttrokken ('zwarte arbeid');
  • tijdelijk geen arbeid verrichten, maar wel doorbetaald krijgen (bijvoorbeeld bij ziekte of vorstverlet);
  • tijdelijk onbetaald verlof hebben opgenomen.
Werkzame personen kunnen worden onderscheiden in werknemers en zelfstandigen. Ze kunnen woonachtig zijn in Nederland, maar ook in het buitenland.

Opgerichte vestiging
Een opgerichte vestiging betreft een vestiging die is geopend gelijktijdig met de oprichting van het bedrijf waartoe de vestiging behoort. Dit betekent dat voldaan moet zijn aan economische criteria voor een bedrijf: er moet informatie beschikbaar zijn over werkgelegenheid of omzet van het bedrijf. Verder is het van belang dat het bedrijf daadwerkelijk nieuw is. De voortzetting van één of meerdere bestaande bedrijven is dan ook geen oprichting. Er is geen sprake van een oprichting bij:

  • bedrijven die ontstaan als gevolg van fusie, op- of afsplitsing;
  • overname of verzelfstandiging van een deel van een bedrijf;
  • naamswijziging;
  • rechtsvormwijziging;
  • wisseling van eigenaar;
  • geleidelijke activiteitenwijziging;
  • verhuizing;
  • reactivering.

Opgeheven vestiging
Een opgeheven vestiging betreft een vestiging die is gesloten gelijktijdig met de opheffing van het bedrijf waartoe de vestiging behoort. Dit betekent dat er geen sprake is van voortzetting van een belangrijk deel van de activiteiten door een ander bedrijf. Er is pas sprake van een opheffing als het bedrijf (met bijbehorende werkgelegenheid) niet meer tot de populatie behoort. Het bekendste voorbeeld hiervan is het faillissement. Er is geen sprake van een opheffing bij:

  • bedrijven die ontstaan als gevolg van fusie, op- of afsplitsing;
  • overname of verzelfstandiging van een deel van een bedrijf;
  • naamswijziging;
  • rechtsvormwijziging;
  • wisseling van eigenaar;
  • geleidelijke activiteitenwijziging;
  • verhuizing;
  • reactivering.

Faillissement
Een rechter kan een juridische eenheid die heeft opgehouden te betalen in staat van faillissement verklaren. Het vermogen en de inkomsten van die juridische eenheid (de schuldenaar) worden dan ingenomen om de schulden af te lossen. Het faillissement kan worden uitgesproken op verzoek van een schuldeiser, de schuldenaar zelf of het Openbaar Ministerie. Nadat de inkomsten en het vermogen aan schuldeisers zijn uitgekeerd wordt het faillissement beëindigd maar is de schuldenaar vaak niet schuldenvrij. Restschulden blijven namelijk opeisbaar. Het failliet verklaren van een juridische eenheid op verzoek van een schuldeiser kan overigens alleen geschieden indien er ook sprake is van een schuld aan een andere schuldeiser.

Uitgesproken faillissementen
Het aantal natuurlijke personen met eenmanszaak, bedrijven of instellingen dat door uitspraak van de rechter in staat van faillissement is verklaard.

Bedrijven en instellingen
Hieronder worden de volgende typen bedrijven of samenwerkingsverbanden gerekend:

  • Besloten vennootschap
  • Naamloze vennootschap
  • Stichting
  • Vereniging
  • Limited of andere buitenlandse rechtspersoon
  • Vennootschap onder firma
  • Commanditaire vennootschap
  • Maatschap
Een snelgroeiend bedrijf of snelle groeier is een bedrijf met een gemiddelde jaarlijkse groei van 10% per jaar of meer, over een periode van 3 achtereenvolgende jaren, gemeten in het aantal werknemers. Dit betekent dat er over een periode van 3 jaar een totale groei van ten minste 33,1% moet worden behaald. Daarnaast moeten de bedrijven aan het begin van de groeiperiode minimaal 10 werknemers hebben en worden bedrijven die zijn opgericht in het startjaar van de groeiperiode niet meegeteld. Een snelgroeiend bedrijf in jaar t heeft dus in de periode t-3 tot t een groei van tenminste 33,1% behaald, heeft in het jaar t-3 minimaal 10 werknemers en is opgericht vóór het jaar t-3. Vestiging van snelgroeiende bedrijven: alle vestigingen van een snelgroeiend bedrijf worden meegeteld in de tabel. Het wil niet zeggen dat alle vestigingen afzonderlijk snelle groeiers zijn.

De aantallen zijn afgerond op een veelvoud van vijf. In geval van afrondingen kan het voorkomen, dat de totalen niet precies overeenstemmen met de som der opgetelde getallen.

Begrippen

Beroepsbevolking
De beroepsbevolking bestaat uit personen

  • die betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking), of
  • die geen betaald werk hebben, recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking).
Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.

Onderwijsniveau
De categorie het hoogst behaalde onderwijsniveau omvat de volgende opties:

  • Laag onderwijs: dit omvat onderwijs op het niveau van basisonderwijs, het vmbo, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo of de assistentenopleiding (mbo-1).
  • Middelbaar onderwijs: dit omvat de bovenbouw van havo/vwo, de basisberoepsopleiding (mbo-2), de vakopleiding (mbo-3) en de middenkader- en specialistenopleidingen (mbo-4).
  • Hoog onderwijs: hbo of wo.
  • Onderwijsniveau onbekend.

Werkzame beroepsbevolking
Banen van werknemers omvat het gemiddeld aantal banen in december van werknemers in dienst van bedrijven en instellingen volgens de gemeentelijke indeling van het gekozen jaar. Een baan is een expliciete of impliciete arbeidsovereenkomst tussen een persoon en een economische eenheid waarin is vastgelegd dat arbeid zal worden verricht waartegen een (financiële) beloning staat.

Een baan is een expliciete of impliciete arbeidsovereenkomst tussen een persoon en een economische eenheid waarin is vastgelegd dat arbeid zal worden verricht waartegen een (financiële) beloning staat.

Een werknemer is een persoon die in een arbeidsovereenkomst afspraken met een economische eenheid maakt om arbeid te verrichten waartegenover een financiële beloning staat. Een zelfstandige is een persoon die voor eigen rekening of risico arbeid verricht
  • in een eigen bedrijf of praktijk (zelfstandig ondernemer),
  • als directeur-grootaandeelhouder (dga),
  • in het bedrijf of de praktijk van een gezinslid (meewerkend gezinslid), of
  • als overige zelfstandige.
Als een persoon meer dan één baan of werkkring heeft, dan wordt uitgegaan van de baan of werkkring waaraan de meeste tijd wordt besteed.

Werkloze beroepsbevolking
De werkloze beroepsbevolking bestaat uit personen zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn. Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.

Werkloosheidspercentage
Het werkloosheidspercentage is gelijk aan de werkloze beroepsbevolking als percentage van de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking. Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar.

Introductie

In deze maatwerktabellen heeft Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) cijfers samengesteld over de goederenhandel en dienstenhandel op provinciaal of COROP-niveau. Het gaat hierbij om de verslagjaren 2015-2021 voor goederenhandel en 2015-2020 voor dienstenhandel. De gegevens zijn op verzoek van de het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat samengesteld.

Methode

Populatie
De populatie bestaat uit alle vestigingen die in het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) van het desbetreffende jaar voorkomen. Dit verschilt van de totalen van de vestigingen die op Statline gepubliceerd staan. Op Statline wordt bij aantal vestigingen doorgaans gerefereerd naar peildatum 1 januari, terwijl in dit onderzoek alle vestigingen inbegrepen zijn die in een jaar voorkomen om alle handel van een jaar mee te nemen.

Methode en operationalisering
Om de export van de Nederlandse regio’s in kaart te brengen, zijn datasets uit verschillende bronnen gecombineerd. Ten eerste, zijn gegevens uit de internationale handel in goederen statistiek gekoppeld aan het Algemeen Bedrijvenregister (ABR). Dit resulteerde in een dataset met informatie op het bedrijfsniveau, inclusief kenmerken zoals de bedrijfsgrootte, de economische sector waarbinnen het bedrijf actief is, de landen waarmee gehandeld wordt, welke goederen verhandeld worden, en waar het uiteindelijk zeggenschap van het bedrijf gelegen is. Om de exacte geografische locatie van het bedrijf te bepalen, is deze dataset verder geregionaliseerd naar vestigingsniveau, oftewel het niveau van de lokale bedrijfseenheid. In de meeste gevallen is een bedrijf klein en bestaat deze uit één vestiging. In het geval dat een bedrijf één vestiging heeft wordt de internationale handel van het bedrijf toegewezen aan de regio waar het bedrijf gevestigd is. Als het bedrijf meer dan één vestiging heeft, wordt de handelswaarde naar rato van het aantal werknemers in de verschillende vestigingen verdeeld over de vestigingen, en daarmee over de COROP-gebieden. Het is ook mogelijk om de handel toe te kennen aan de vestiging waar de import of export geregistreerd wordt. Voor deze methode is hier niet gekozen.

De internationale handel is voor zover mogelijk gekoppeld aan in Nederland gevestigde bedrijven. De handel van buitenlandse bedrijven en/of bedrijven die zich niet in het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) bevinden is buiten beschouwing gelaten. De totalen van export verschillen om die reden van de randtotalen op Statline.

De handelswaarden zijn afgerond op miljoenen euro’s. In geval van afrondingen kan het voorkomen, dat de totalen niet precies overeenstemmen met de som der opgetelde getallen.

Het aantal werkzame personen wordt vastgesteld op basis van de werknemers op de loonlijst inclusief meewerkende firmanten, eigenaren en familieleden. Het aantal werknemers per bedrijf wordt berekend uit loonbelastinggegevens van de Belastingdienst. Voor bedrijven met een bepaalde rechtsvorm, bijvoorbeeld eenmanszaak en vennootschap onder firma, worden afhankelijk van de rechtsvorm één of twee werkzame personen opgeteld bij het personeel op de loonlijst om het aantal werkzame personen te bepalen. Er is geen onderscheid gemaakt in bedrijven die wel of niet onderdeel zijn van een (buitenlandse) ondernemingsgroep. Het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) maakt gebruik van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) om bedrijfseenheden in te delen naar hoofdactiviteit.

Op de tabellen zijn de geheimhoudingsregels van CBS toegepast. Dat houdt in dat cellen waaruit gegevens van afzonderlijke bedrijven af te leiden zijn geheim worden gehouden.

De cijfers over internationale handel in diensten hebben een voorlopig karakter. Die van goederenhandel zijn definitief.

Begrippen

Uitvoer van goederen
Het leveren van goederen door ingezetenen vanuit het economisch gebied van Nederland aan het buitenland. Wederuitvoer maakt ook deel uit van de export, in tegenstelling tot doorvoer.

Invoer van goederen
Het leveren van goederen door het buitenland aan ingezetenen. De invoer van goederen betreft de voor ingezetenen bestemde goederen, die vanuit het buitenland in het economisch gebied van Nederland zijn gebracht. Hiertoe behoren ook voor verwerking in het productieproces benodigde grondstoffen, halffabricaten, brandstoffen en voor investeringen bestemde vaste activa. De invoer omvat verder goederen die, zonder noemenswaardige bewerking te hebben ondergaan, weer zijn uitgevoerd (wederuitvoer).

Uitvoer van diensten
Het verlenen van diensten door ingezetenen aan het buitenland. De uitvoer van diensten omvat onder meer de diensten van Nederlandse vervoerbedrijven in het buitenland, aan het buitenland bewezen havendiensten, scheepsreparatie en de uitvoering van werken in het buitenland door Nederlandse aannemers. Onder de uitvoer vallen eveneens de bestedingen in Nederland door buitenlandse toeristen, grensbewoners en diplomaten.

Invoer van diensten
Het verlenen van diensten door het buitenland aan ingezetenen. De invoer van diensten heeft onder meer betrekking op de uitgaven van Nederlandse bedrijven in het buitenland, zoals vervoerskosten, bankkosten en zakenreizen. Bij de overheid gaat het onder meer om uitgaven van Nederlandse ambassades en consulaten in het buitenland. De invoer door huishoudens bestaat onder meer uit ingevoerde consumptiegoederen en de directe consumptieve bestedingen van Nederlandse toeristen, grensbewoners, diplomaten en militairen in het buitenland.

Methoden

Regionalisering innovatie
Voor de uitkruising naar de verschillende regio's en relevante gebieden wordt regionale informatie uit drie verschillende bronnen gecombineerd: de R&D-enquête voor zover deze overlapt met de innovatie-enquête, de (WBSO; RVO.nl), en voor het restant gebruiken we de zogenaamde regiobase van het CBS. De regiobase is een extensie op het ABR binnen het CBS waarin additionele regionale informatie voor elk bedrijf opgenomen is. Hieruit kunnen de resterende verdeelsleutels worden afgeleid om per bedrijf de regionale verdeling vast te stellen. Om de aantallen innovatieve bedrijven per regio vast te stellen, wordt in dit geval gewerkt met de bepaalde verdeelsleutel. Als uit de verdeelsleutel blijkt dat bedrijf X 40% in provincie A actief is en 60% in provincie B, wordt bedrijf X als 0,4 bedrijf meegeteld in provincie A en als 0,6 bedrijf in provincie B. Hiervoor is gekozen om de aantallen en aandelen consistent te houden met reeds gepubliceerde gegevens op landsniveau.

Regionalisering R&D
Voor de R&D-statistiek wordt een deel van de bedrijven integraal waargenomen en een deel via een steekproef. Waarneming vindt plaats op bedrijfseenheid niveau waaronder meerdere lokale vestigingen kunnen vallen. De respons bevat een verdeelsleutel op provincieniveau van de private uitgaven aan R&D, waarmee in deze tabellen de verdeling naar provincie gemaakt wordt. Voor de verdeling van de R&D-uitgaven naar COROP-niveau wordt het integrale deel van de populatie verdeeld volgens WBSO binnen de in de respons opgegeven provincie. Indien dit ontoereikend is wordt gebruikgemaakt van de regiobase.

Voor de verdeling van de R&D-uitgaven van het niet-integrale deel van de populatie naar COROP-niveau wordt naast deze verdeelsleutel op COROP-niveau ook gebruik gemaakt van een hiërarchisch Bayesiaanse (HB) kleine-domeinschattingsmethode. De belangrijkste hulpvariabele voor het schattingsproces is de beschikbaarheid van WBSO op regionaal niveau. Doordat het niet-integrale deel via een steekproef wordt waargenomen ontstaat een steekproeffout. Dit deel vertegenwoordigt ongeveer 20 tot 30 procent van de totale uitgaven aan R&D. Het gebruik van een geschikte HB-methode verkleint de steekproeffout (marges) op kleine subpopulaties zoals van het niet-integrale deel op COROP-niveau. Daarmee wordt de betrouwbaarheid van de totaalschattingen van de COROP-gebieden verhoogd.

Aandeel innovatieve bedrijven in industrie en dienstensector
Aandeel innovatoren in de industrie en in de dienstensector naar provincie. Bedrijven die in de beschouwde periode innovatieprojecten uitvoeren of deze - al dan niet succesvol - hebben uitgevoerd. Innovatie omvat productinnovatie en bedrijfsprocesinnovatie.

Innovatie-uitgaven
Totaal van de uitgaven aan eigen en uitbesteed R&D onderzoek, bijbehorende apparatuur, andere externe kennis, opleiding, de marktintroductie van innovaties, ontwerp, design en andere relevante activiteiten. Dit betreft alle lopende uitgaven in het laatste jaar van de beschouwde periode, exclusief afschrijvingen, maar inclusief de directe personeelskosten en eventuele investeringsuitgaven.

R&D-uitgaven naar provincie
Dit betreft R&D-uitgaven voor research en development activiteiten die zijn uitgevoerd met eigen en ingeleend personeel.

R&D-uitgaven naar provincie en COROP-gebieden, publiek en privaat
Dit betreft R&D-uitgaven voor research en development activiteiten met eigen en ingeleend personeel, gesplist naar bedrijven (privaat) en instellingen (publiek). Dit is inclusief het hoger onderwijs. Het private deel wordt bovendien verder onderverdeeld naar COROP-niveau.

Eigen en ingeleend R&D-personeel naar provincie
Arbeidsjaren is een maatstaf voor het arbeidsvolume, die wordt berekend door alle banen (voltijd en deeltijd) om te rekenen naar voltijdbanen, ook wel voltijdequivalenten (vte) genoemd. Zo leveren twee halve banen (elk 0,5 vte) samen een arbeidsvolume van één arbeidsjaar op.

Eigen en ingeleend R&D-personeel
Dit omvat personeel dat (gedeeltelijk) wordt ingezet voor de activiteiten op het gebied van research en development (R&D).

Eigen en ingeleend R&D-personeel naar provincie en COROP-gebieden, publiek en privaat
Arbeidsjaren is een maatstaf voor het arbeidsvolume, die wordt berekend door alle banen (voltijd en deeltijd) om te rekenen naar voltijdbanen, ook wel voltijdequivalenten (vte) genoemd. Zo leveren twee halve banen (elk 0,5 vte) samen een arbeidsvolume van één arbeidsjaar op. Dit is gesplist naar bedrijven (privaat) en instellingen (publiek). Dit is inclusief het hoger onderwijs. Het private deel wordt bovendien verder onderverdeeld naar COROP-niveau.

Begrippen

Innovatie
Het ontwikkelen van nieuwe of sterk verbeterde producten (productinnovatie) en/of het in gebruik nemen van nieuwe of sterk verbeterde productieprocessen (procesinnovatie). Daarnaast behoren ook organisatorische innovatie en marketinginnovatie tot het concept innovatie. Innovatie kan grofweg in twee hoofdtypen worden ingedeeld: productinnovatie en bedrijfsprocesinnovatie. Productinnovatie betreft een nieuw of significant veranderde goed of dienst. Bedrijfsprocesinnovatie omvat vernieuwingen of significante veranderingen aan bedrijfsfuncties, ter ondersteuning van de hoofdactiviteit. Innovaties kunnen nieuw zijn voor een bedrijf, maar hoeven dat dan niet te zijn voor de betreffende bedrijfstak of markt. Ook kan het zijn dat een innovatie oorspronkelijk door het bedrijf zelf of door andere bedrijven is voorbereid.

Research & Development (R&D)
Activiteit waarbij wordt gestreefd naar oorspronkelijkheid en vernieuwing en bestaande uit het creatief, systematisch en planmatig zoeken naar oplossingen voor praktische problemen. Tot de activiteit behoort ook het strategische en het fundamentele onderzoek, waarbij het verkrijgen van achtergrondkennis en het vergroten van de (puur) wetenschappelijke kennis voorop staat en niet het streven naar direct economisch voordeel of het oplossen van problemen. Verder wordt tot de activiteit ook gerekend het (uit)ontwikkelen van ideeën of prototypes tot bruikbare processen en productierijpe producten. NIET tot R&D wordt gerekend:

  • het routinematig verzamelen, onderzoeken van gegevens, verrichten van metingen of uitvoeren van controles;
  • het gebruik of marginaal verbeteren van bestaande methoden of modellen voor bijvoorbeeld marktonderzoek of sociaaldemografische vraagstukken;
  • scholing en training;
  • werkzaamheden in verband met octrooien en licenties;
  • het operationeel maken van ingekochte technologie of geavanceerde (productie-)apparatuur;
  • het herschrijven van bestaande software en/of klantspecifiek maken van al op de markt gebrachte software;
  • industriële vormgeving, tenzij systematisch naar ergonomische verbeteringen wordt gezocht.

Innovatiestatistiek
De innovatiestatistiek (Community Innovation Survey, CIS) geeft inzicht in de innovatie bij bedrijven. Hierbij worden product-, proces-, organisatie- en marketinginnovaties onderscheiden. De innovatiestatistiek wordt samengesteld voor de volgende bedrijfstakken (SBI 2008): Landbouw, bosbouw en visserij (A), Winning van delfstoffen (B), Industrie (C), Productie en distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht (D), Winning en distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering (E), Bouwnijverheid (F), Groot- en detailhandel; reparatie van auto's (G), Vervoer en opslag (H), Logies-, maaltijd- en drankverstrekking (I), Informatie en communicatie (J), Financiële activiteiten en verzekeringen (K), Exploitatie van en handel in onroerend goed (L), Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten (M), Administratieve en ondersteunende dienstverlening (N). Bedrijven met 200 of meer werkzame personen worden integraal waargenomen. Bij bedrijven met minimaal 10 en maximaal 199 werkzame personen vindt enquêtering plaats op steekproefbasis. Bedrijven met minder dan 10 werkzame personen worden niet geënquêteerd. Hiervoor wordt niet bijgeschat. Voor de uitkomsten geldt dat de resultaten in belangrijke mate gebaseerd zijn op steekproefonderzoek waarbij met een zekere onbetrouwbaarheidsmarge rekening moet worden gehouden. De aantallen werknemers en werkzame personen in de tabellen zijn daarom afgerond op duizenden en de bedragen op miljoenen.

De op basis van een steekproef ontvangen enquêtegegevens worden per stratum (SBI 2-digit en grootteklasse combinatie) opgehoogd naar het aantal bedrijven in het Algemene Bedrijven Register. De ophoogfactor zoals deze in de statistiek gebruik wordt, wordt meegenomen na de toekenning van de multinational-categorieën. De toekenning van deze multinational-categorieën is daarom nauwkeurig bij het grootbedrijf, omdat bij deze categorie de ophoogfactoren rond de waarde 1 liggen. Bij kleinere bedrijfsgrootte kan sprake zijn van grotere vertekening, omdat ophoogfactoren grotere waarden aannemen. Op dit moment hebben we bij CIS nog geen beschikking over een quotiëntschatter (zoals bij R&D), zodat de toekenning van innovatie aan individuele bedrijven bij het midden- en zeker bij het kleinbedrijf nauwkeuriger wordt.

R&D statistiek
Informatie over de Research & Development-activiteiten van bedrijven, instellingen en het hoger onderwijs. Het gaat daarbij om uitgaven aan en inkomsten uit Research & Development (R&D). Ook het R&D-personeel en het aantal bedrijven dat bij Research & Development betrokken is, valt hieronder.

Het CBS maakt de R&D-statistieken bij in Nederland gevestigde bedrijven en instellingen. De Industrie- en Dienstensector is de belangrijkste doelpopulatie. Voor deze statistiek wordt gebruikgemaakt van een representatieve steekproef per stratum (SBI 2-digit en grootteklasse combinatie). Tussen het moment van steekproeftrekken en het publiceren van de resultaten zal een aantal fouten in de SBI- en grootteklassetypering vastgesteld worden. Deze fouten worden gecoördineerd hersteld en de resultaten komen beschikbaar aan alle statistieken. Voor de statistiek over Research & Development wordt jaarlijks een deel van de bedrijfseenheden in de doelpopulatie geënquêteerd. Grote bedrijven worden allemaal waargenomen. Bij andere bedrijven met 10 of meer werknemers gebeurt dit op steekproefbasis. Bedrijven met minder dan 10 werknemers worden via een secundaire bron (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk, data beschikbaar gesteld door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) bijgeschat.

Introductie

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) brengt op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat cijfers regionale kengetallen in het MKB in kaart. In dit dashboard staan cijfers over omzet.

Begrippen

Niet-financiële bedrijfsleven
Het niet-financiële bedrijfsleven is een samenstelling van de volgende bedrijfstakken: B Delfstoffenwinning, C Industrie, D Productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht, E Winning en distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering, F Bouwnijverheid, G Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s, H Vervoer en opslag, I Logies-, maaltijd- en drankverstrekking, J Informatie en communicatie, L Verhuur van en handel in onroerend goed, M Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening, N Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening, 95 Reparatie van consumentenartikelen.

Omzet
De omzet is de opbrengst uit verkoop van goederen en diensten aan derden. De omzet omvat zowel de opbrengst uit hoofdactiviteit als uit nevenactiviteiten. Derden zijn consumenten en bedrijven buiten het (Nederlandse deel van het) eigen concernverband. De omzet is exclusief btw en toeristenbelasting (voor zover van toepassing).

Methode

Investering in materiële vaste activa statistiek
De investering in materiële vaste activa statistiek wordt samengesteld voor de volgende bedrijfstakken (SBI 2008): Winning van delfstoffen (B), Industrie (C), Productie en distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht (D), Winning en distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering (E), Bouwnijverheid (F), Groot- en detailhandel; reparatie van auto's (G), Vervoer en opslag (H), Logies-, maaltijd- en drankverstrekking (I), Informatie en communicatie (J), Financiële activiteiten en verzekeringen (K), Exploitatie van en handel in onroerend goed (L), Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten (M), Administratieve en ondersteunende dienstverlening (N).

De op basis van een steekproef ontvangen enquêtegegevens worden per stratum (sbi 2-digit en grootteklasse combinatie) opgehoogd naar het aantal bedrijven in het Algemene Bedrijven Register. De ophoogfactor zoals deze in de statistiek gebruik wordt, wordt meegenomen na de toekenning van de multinational-categorieën. De toekenning van deze multinational-categorieën is daarom nauwkeurig bij het grootbedrijf, omdat bij deze categorie de ophoogfactoren rond de waarde 1 liggen. Bij kleinere bedrijfsgrootte kan sprake zijn van grotere vertekening, omdat ophoogfactoren grotere waarden aannemen.

Regionalisering investeringen in materiële vaste activa
Voor de uitkruising naar de verschillende regio's en relevante gebieden wordt regionale informatie uit verschillende bronnen gecombineerd: de regionale totale investeringen in materiële vaste activa bij niet-financiële bedrijven (Investeringen VasteActiva Regionaal), INIVA steekproefdata, en vennootschapsbelastingdata. Voor de uitkruising naar provincie wordt gebruikgemaakt van enquête-informatie. De steekproef wordt bepaald op basis van de bedrijven in het Algemene Bedrijven Register (ABR) die op het moment van steekproeftrekking actief zijn. Tot en met de grootteklasse 5 worden de bedrijven via steekproeffracties geselecteerd, vanaf grootteklasse 6 worden de bedrijven integraal waargenomen. De microdata omvat alle niet-financiële bedrijven die in het betreffende statistiekjaar geregistreerd zijn in het ABR. De vennootschapsbelastingdata betreft de waarde van de door de overheid ontvangen vennootschapsbelasting, een belasting die wordt geheven over de winst van ondernemingen. Voor de verdeling van de investeringen van het niet-integrale deel van de steekproef naar COROP-niveau wordt naast deze verdeelsleutel op COROP-niveau ook gebruik gemaakt van een hiërarchisch Bayesiaanse (HB) kleine-domeinschattingsmethode. Het gebruik van een geschikte HB-methode verkleint de steekproeffout (marges) op kleine subpopulaties zoals van het niet-integrale deel op COROP-niveau. Daarmee wordt de betrouwbaarheid van de totaalschattingen van de COROP-gebieden verhoogd.

Begrippen

Investeringen in materiële vaste activa
Investeringen in materiële vaste activa betreft goederen die worden aangeschaft of in eigen beheer worden voortgebracht, met als doel om als kapitaalgoed in het productieproces ingezet te worden. Algemeen worden als zodanig beschouwd goederen met een levensduur van meer dan een jaar (zoals gebouwen, woningen, machines, vervoermiddelen en dergelijke). Het CBS verzamelt gegevens over investeringen van bedrijven op basis van een steekproef. Deze gegevens zijn geregionaliseerd tot op provincieniveau. In 2018 zijn de investeringsgegevens verrijkt met hulpbronnen afkomstig uit de vennootschapsbelasting. Hiermee is een kleine-domeinschattingsmethode toegepast voor het bepalen van investeringen op gemeenteniveau. Deze tabel zal worden vervangen door twee nieuwe tabellen, enerzijds een COROP x SBI-1-digit uitsplitsing en anderzijds een provincie x SBI-2-digit uitsplitsing.

Investeringen in materiële vaste activa, provincie x SBI2
Waarde van investeringen in materiële van activa (in miljoenen euro) naar provincie en SBI 2 bedrijfstakken/branches (SBI 2008) per jaar.

Investeringen in materiële vaste activa, COROP x SBI1
Waarde van investeringen in materiële van activa (in miljoenen euro) naar COROP en SBI1 bedrijfstakken/branches (SBI 2008) per jaar.