
In dit dashboard presenteert het CBS cijfers over het vermogen van huishoudens in Nederland, samengevat in een serie interactieve grafieken. Diverse aspecten van vermogen komen aan bod, waaronder de trend sinds 2011, de samenstelling van het vermogen, uitsplitsingen naar leeftijd en woningbezit, regionale verschillen, en de ontwikkeling van vermogensongelijkheid.
Trend
Vermogen stijgt verder
In 2021 bedroeg het doorsnee vermogen van huishoudens 87,4 duizend euro. Dat is 20 duizend euro meer dan een jaar eerder. Na een daling in de vorige economische crisis zit het vermogen sinds 2014 weer in de lift. De eigen woning is het belangrijkste bestanddeel in het vermogen. De ontwikkeling van het vermogen gaat dan ook sterk samen met die van de stijgende huizenprijzen. Wanneer de eigen woning buiten beschouwing blijft, was het vermogen 19,6 duizend euro in 2021.
Bronnen
Samenstelling
Eigen woning belangrijkste bezit
Bijna 6 op de 10 huishoudens hadden een eigen woning in 2021, met een doorsnee waarde van 328 duizend euro. De eigen woning vormde met 58 procent van de bezittingen het grootste vermogensbestanddeel. Prijsstijgingen en -dalingen van woningen hebben daardoor grote invloed op het vermogen van huishoudens. Na de eigen woning volgen het aanmerkelijk belang en bank- en spaartegoeden.
Hypotheekschuld grootste schuldenpost
De hypotheek is met 83 procent de grootste schuldenpost van huishoudens. Ongeveer de helft van de huishoudens had in 2021 een hypotheekschuld, met een doorsnee waarde van 162,5 duizend euro. Een op de 6 huishoudens had een studieschuld en 1 op de 3 had andere schulden, zoals schulden voor consumptieve doeleinden, rood staan en belasting- en toeslagschulden.
Bron
Leeftijd
Meer vermogen op hogere leeftijd
De levensfase van een huishouden is sterk bepalend voor de omvang van het vermogen. Jonge huishoudens met een hoofdkostwinner tot 25 jaar hebben nauwelijks vermogen. Dat wordt pas opgebouwd in de loop der jaren. De hoogste vermogens zijn dan ook te vinden bij de 65-plussers. Ze bezitten vaak een eigen woning waar nauwelijks of geen hypotheekschuld meer op rust.
Bron
Woningbezit
Woningbezitter meer vermogen dan huurder
Huishoudens met een eigen woning hadden in 2021 een doorsnee vermogen exclusief eigen woning van 43,1 duizend euro. Dat is 12 keer zoveel als dat van huishoudens met een huurwoning, hun doorsnee vermogen bedroeg 3,5 duizend euro. Huishoudens met een huurwoning hebben naast financiële bezittingen nauwelijks andere vormen van vermogen. Van de huishoudens met een eigen woning heeft een deel ook andere bezittingen, zoals aanmerkelijk belang, ondernemingsvermogen en overig onroerend goed.
Bron
Regio
Bloemendaal hoogste vermogen, kleine vermogens in grote steden
In het Noord-Hollandse Bloemendaal was het doorsnee vermogen van huishoudens met 513,4 duizend euro het hoogst in 2021. Dat is bijna 6 keer zo veel als het landelijk doorsnee vermogen (87,4 duizend euro). Bloemendaal staat al jaren aan kop als meest vermogende gemeente van Nederland. In de top tien van meest vermogende gemeenten staan vijf gemeenten uit Noord-Holland; naast Bloemendaal zijn dit Laren, Heemstede, Blaricum en Bergen. Daarnaast behoorden ook Rozendaal, Bunnik, Alphen-Chaam, Oirschot en Oegstgeest tot de tien gemeenten met de hoogste vermogens.
De grote steden laten de laagste doorsnee vermogens zien. Het minst vermogend is Rotterdam met een doorsnee vermogen van 10,4 duizend euro in 2021. In de grote steden wonen relatief veel jongeren, uitkeringsontvangers en werkenden met weinig inkomen. Deze groepen hebben vaak weinig vermogen.
Bron
Verdeling
Vermogen scheef verdeeld
Begin 2021 had de rijkste 10 procent huishoudens 1 217 miljard euro aan vermogen (inclusief eigen woning) in handen. Dat komt overeen met 59 procent van het totale vermogen. De 90 procent overige huishoudens moesten het doen met de rest oftewel 856 miljard euro. Een aanzienlijk deel van deze huishoudens heeft bovendien een negatief vermogen. De 10 procent huishoudens met de laagste vermogens hebben samen meer schulden dan bezittingen.
Wanneer de eigen woning buiten beschouwing blijft, is het vermogen nog schever verdeeld. Begin 2021 was 77 procent van het vermogen exclusief het saldo van de eigen woning en hypotheekschuld in handen van de 10 procent rijkste huishoudens. Aanmerkelijk belang speelt hierbij een grote rol. Dat is zeer sterk vertegenwoordigd in de hogere vermogensgroepen. In 2021 hadden de 10 procent meest vermogende huishoudens 96 procent van het totale aanmerkelijk belang in handen.
Bron
Indicator vermogensongelijkheid
Dalende vermogensongelijkheid bij stijgende huizenprijzen
Volgens de Gini-coëfficiënt bedroeg de ongelijkheid van vermogen 0,74 in 2021. Daarmee is de vermogensongelijkheid in Nederland aanmerkelijk hoger dan de inkomensongelijkheid (0,29). In de periode 2011–2014 is de vermogensongelijkheid tussen huishoudens toegenomen. Dit was vooral het gevolg van de daling van de huizenprijzen tijdens de toenmalige economische crisis. Het merendeel van de huishoudens heeft een eigen woning en daarmee is hun vermogen gevoelig voor de ontwikkeling van huizenprijzen. In de toenmalige crisisjaren had een deel van de huizenbezitters een negatief vermogen, doordat hun hypotheekschuld hoger was dan de woningwaarde. Daarmee bevonden deze huishoudens zich aan de onderkant van de vermogensladder. Aangezien het eigen huis voor de minder vermogende huizenbezitters het belangrijkste vermogensbestanddeel is, trof de huizencrisis hun vermogen relatief harder dan de rijkeren, die vaak ook over andere vermogensbestanddelen beschikken. Doordat de huizenprijzen vanaf 2015 opliepen, nam de vermogensongelijkheid vanaf dat jaar weer af.
Bron
Topvermogens
Vermogensaandeel top afgenomen
Tegelijk met de dalende vermogensongelijkheid na 2015 nam ook het vermogensaandeel van de rijkste huishoudens af. Begin 2021 hadden de 10 procent meest vermogende huishoudens 59 procent van het totale vermogen in handen. Zes jaar eerder was dat nog 70 procent. Bij de top 1 procent nam het vermogensaandeel in de periode 2015–2021 af van 32 naar 25 procent.
Bron
Technische toelichting
Definities en symbolen
Bronnen en referenties
- Onderzoek. De uitkomsten zijn gebaseerd op het Integraal inkomens- en vermogensonderzoek (IIV).
- Statistieken. De getoonde statistieken zijn afkomstig van StatLine.
- Thema. Meer publicaties over vermogen zijn terug te vinden op de themapagina Inkomen en bestedingen.
Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met de Infoservice.