Kwaliteit Stelsel van Basisregistraties 2020

Stelselplaat gegevens 2020

Toelichting op Stelselplaat

Samenvatting

Dit dashboard volgt de kwaliteit van de koppelingen in het stelsel van basisregistraties. Met behulp van verschillende metingen wordt onderzocht wat de kwaliteit is op een bepaald moment, in hoeverre verbeteringen zijn opgetreden en op welke (nieuwe) onderdelen de kwaliteit van de koppelingen tussen de registraties nog verbeterd kan worden. Dit onderzoek betreft de kwaliteit van de gegevens op peilmomenten tussen 30 september 2020 en 1 februari 2021.

Volledigheid van de koppeling

In de metingen van de koppelingen wordt onder andere gekeken naar ‘volledigheid’. Volledigheid gaat over de vraag hoe volledig een basisregistratie is qua registratie van koppelsleutels. Binnen het Stelsel van Basisregistraties gaat dit over het aantal (niet-natuurlijke) personen, verblijfsobjecten, WOZ-objecten, percelen, panden of vestigingen waar de koppelsleutel gevuld is. Maar in een aantal gevallen ook of die koppelsleutel wel bestaat in de andere basisregistratie. Bijvoorbeeld voor de koppeling tussen personen in de WOZ en de BRP is dit het aantal personen in de WOZ (is gelijk aan 100 procent) waarbij het BSN uit de BRP is geregistreerd (99,7 procent daarvan). Voor de koppelingen WOZ-HR, WOZ-BAG, BRI-BRP, BRP-BAG en BAG-BGT gaat het in onderstaande figuur zowel over de gevallen met koppelsleutel, als over de gevallen waarbij de koppeling in de andere basisregistratie actief is.

De figuur hierboven geeft de volledigheid weer van de koppeling tussen twee registraties. Na het aanwijzen van een balk verschijnt er meer informatie waaronder het percentage gegevens met een koppelsleutel, het absolute aantal gevallen zonder koppelsleutel en of het percentage gegevens met een koppelsleutel gestegen of gedaald is ten opzichte van de vorige meting.

De totaalcijfers laten zien dat de volledigheid in het algemeen goed is. De volledigheid is net als bij de vorige meting het hoogst voor de WOZ-BAG, WOZ-BRP en de BRP-BAG koppeling, waarbij gekoppeld is op verblijfsobjecten. Het beeld is hier gelijk aan de vorige meting. Er is geen substantiële toe- of afname geconstateerd. Voor de BRI-BRP koppeling, waarbij gekoppeld is op personen, is de koppelsleutel voor 100 procent gevuld. Deze koppeling is in deze meting voor de eerste keer meegenomen. Ook hoog zijn de koppelingen HR-BAG (stijging 0,3 procentpunt), BGT-BAG, BAG-BGT en BRK-BRP. De koppeling BRK-BRP is anders gemeten ten opzichte van 2019 waardoor de cijfers niet geheel kunnen worden vergeleken. Voor de koppeling tussen de BRK en het HR is de volledigheid opnieuw het laagst met 51,6 procent. Tenslotte is de grootste stijging van de volledigheid zichtbaar bij de koppeling WOZ-HR, waarbij gekoppeld is op niet-natuurlijke personen. Hier is een stijging van 3,6 procentpunten waargenomen: een koppeling van 87,3 procent in 2020 ten opzichte van 83,7 procent in 2019.

Mate van juistheid van gekoppelde gegevens

Naast volledigheid is er in de meting ook gekeken naar de mate van juistheid van gekoppelde gegevens. Bij de juistheid van een koppeling wordt gekeken naar de mate waarin gekoppelde gegevens ook logisch juist zijn of een mismatch opleveren. Bijvoorbeeld bedrijven in het HR die gevestigd zijn in een pand dat volgens de BAG gesloopt is of bijvoorbeeld adresgegevens uit de BRP die niet consistent zijn overgenomen in de WOZ. Voor elke koppeling zijn een of meer indicatoren gemeten die een beeld geven over de juistheid. Voorbeelden hiervan zijn 'Vestigingen in HR met BAG-id dat voorkomt in BAG', 'Vestigingen met gelijke adresgegevens HR en BAG' en 'Vestigingen met logische status' als het gaat om bijvoorbeeld de HR-BAG koppeling op niveau van vestigingen. Benadrukt wordt dat het gaat om de logische overeenkomst tussen gegevens in twee basisregistraties en dat deze gegevens dus niet overeen hoeven te komen met de feitelijke werkelijkheid. In het voorbeeld van het bedrijf, gevestigd in een pand dat volgens de BAG gesloopt is, kan het immers zijn dat de registratie van het bedrijf in het HR niet correct is, maar het kan ook zijn dat de status van het pand in de BAG niet correct is. Dit onderzoek volstaat met de constatering dat er een gegeven niet juist moet zijn, maar heeft geen nader onderzoek gedaan welk gegeven in de onderzochte relatie niet overeen komt met de werkelijkheid.

Toelichting juistheid

In de figuur hierboven worden per koppeling de indicatoren met de hoogste en laagste match getoond. Na het aanwijzen van een balk verschijnt er meer informatie waaronder een korte benaming van de indicator, het percentage dat hierbij hoort, het absolute aantal gegevens dat niet overeenkwam en of de logische juistheid gestegen of gedaald is ten opzichte van de vorige meting.

Voor de koppeling BRP-BAG en BRI-BRP valt op dat het aantal juist gekoppelden nagenoeg 100 procent is. De BRI-BRP is dit jaar voor het eerst gemeten. Voor de BRP-BAG geldt dat de laagste match (Personen in verblijfsobject met status 'gevormd') is toegenomen van 99,51 naar 99,74 procent. Ook voor de koppeling HR-BAG valt op dat de mate van juistheid van alle indicatoren hoog is. De indicator met de laagste match (het aantal BAG-id's in het HR die worden teruggevonden in de BAG) kent nog steeds een match van 99,3 procent. Dit is een stijging van 0,4 procentpunten ten opzichte van de vorige meting.

Bij de koppeling WOZ-BRK is het verschil tussen de indicatoren (‘volledigheid van de WOZ-BRK’ en ‘WOZ-objecten met relatie naar perceel dat in de actuele BRK staat’ (beide afgerond 99,6 procent) dusdanig gering dat dit als één matchingscore voor de gehele relatie is weergegeven.

Voor de WOZ-BAG scoren de panden het hoogste qua logische status met 98,3 procent, dat een stijging met 0,1 procentpunt betekent ten opzichte van de vorige meting. De panden scoren het laagst met betrekking tot voorkomen in de WOZ: 88,3 procent van de gevallen komt voor in de WOZ, wat een daling van 1,7 procentpunt betekent ten opzichte van de vorige keer. Hierbij moet worden opgemerkt dat het alleen gaat om panden die in de BAG geen verblijfsobject hebben. Denk aan een vrijstaande berging. Veruit de meeste panden kennen verblijfsobjecten (bijvoorbeeld een woning) en die verblijfsobjecten zijn dan in de WOZ gekoppeld. Qua verblijfsobjecten heeft 99,6 procent een logische status, een toename met 0,1 procentpunt. Van alle verblijfsobjecten in de BAG wordt 98,5 procent ook teruggevonden in de WOZ, een stijging met 0,1 procentpunt. Voor de panden bij deze verblijfsobjecten geldt dus ook dat zij (indirect) met de WOZ zijn gekoppeld.

Voor de WOZ-BRP viel het op dat het aandeel personen waarvan het BSN uit de WOZ wordt teruggevonden in de BRP, gelijk aan de vorige meting, afgerond 100 procent (hoogste match) is. Het aandeel waar de BAG-id van het adres van deze personen vervolgens ook overeenkomt tussen de twee registraties is met 83,5 procent opnieuw een stuk lager dan de vorige meting (laagste match). Wanneer personen die meerdere keren voorkomen als belanghebbende in de WOZ maar één keer worden geteld dan geldt een match van 82,3 procent.

De indicatoren voor de koppeling tussen de WOZ en het HR is bekeken voor zowel de niet-natuurlijke personen als voor de vestigingen. De hoogste match vinden we bij het aantal vestigingen met gelijke adresgegevens (81,4 procent). De laagste match is juist te zien bij de niet-natuurlijke personen met gelijke adresgegevens, hier komt iets minder dan de helft van de adresgegevens exact overeen.

Bij de koppeling tussen de BAG en de BGT ligt de juistheid (panden in de BAG en BGT met een logische status, 99,5 procent) bijna even hoog als de volledigheid van de koppeling (99,1 en 99,3 procent). Ook dit beeld is gelijk aan de meting van de vorige keer.

BRP in samenhang met BAG

Bron: RvIG

Toelichting tabel

Via de 'Kies onderwerp' knop bovenaan de tabel, kunnen de uitkomsten voor verschillende onderwerpen geselecteerd worden. Hieronder volgt een korte toelichting op deze uitkomsten.

Personen in de BRP met juiste BAG-koppeling

Voor de adresseerbare objecten in combinatie met de nummeraanduidingen is gekeken of de in de BRP gebruikte id's gekoppeld kunnen worden met dezelfde combinatie van codes in de BAG. Deze koppeling scoort zeer goed en scoren veel gemeenten nagenoeg 100 procent.

De score voor deze koppeling bedraagt landelijk 99,9 procent. Toch kan er voor een aantal gemeenten bij enkele adressen geen koppeling gelegd worden met de BAG. In die gevallen is gezocht in de BAG of het 'logisch adres' wel te vinden is. Onder logisch adres wordt hier verstaan: de combinatie van postcode, huisnummer, huisletter en huisnummertoevoeging. In 82 procent van de gevallen wordt dit logisch adres wel gevonden in de BAG. De oorzaak van de onjuiste koppeling is in zo'n geval meestal dat de identificatie van het adresseerbaar object of de nummeraanduiding in de BAG gewijzigd is en deze wijziging niet in de BRP is verwerkt.

Personen woonachtig op adres met gelijke adresgegevens

Voor alle adressen van personen voor wie een juiste koppeling met de BAG gemaakt kon worden, is onderzocht of de adreselementen in de BRP gelijk zijn aan de corresponderende adreselementen in de BAG. Bij één persoon kunnen meerdere adresonderdelen verkeerd geregistreerd staan, bijvoorbeeld de straatnaam en de woonplaats. Om die reden kunnen hier geen percentages berekend worden. De cijfers in de tabel zijn de absolute aantallen voor de gehele populatie. Bijvoorbeeld: 334 postcodes ongelijk betekent dat er 334 personen in de BRP staan geregistreerd (op een totaal van ruim 17 miljoen is dat 0,002 procent) op een postcode die ongelijk is aan de postcode die bij de nummeraanduiding in de BAG geregistreerd is.

Personen in verblijfsobject met logische status

Een aantal statussen in de BAG geeft aan dat het niet (meer) mogelijk is om in het verblijfsobject te wonen. Het gaat dan om de volgende statussen: "verblijfsobject gevormd", "verblijfsobject ingetrokken", "niet gerealiseerd verblijfsobject", en "verblijfsobject buiten gebruik". Bij een standplaats of ligplaats geldt hetzelfde voor de status "plaats ingetrokken". De onlogische status wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door verblijfsobjecten met status "verblijfsobject gevormd". Een nieuw verblijfsobject dat deel gaat uitmaken van een nog niet gebouwd pand waarvoor een bouwvergunning is verleend of dat wordt gerealiseerd in een reeds bestaand pand krijgt de status "verblijfsobject gevormd" in de BAG. De uitsplitsing naar de datum waarop het adres bewoond is, laat zien dat het deels oudere situaties zijn. Dit wijst erop dat het niet (alleen) om een tijdelijke achterstand in de verwerking van de statuswijziging gaat.

Loading...

Toelichting kaart

Afhankelijk van het geselecteerde onderwerp kan via de 'Kies indicator' knop een keuze gemaakt worden uit diverse indicatoren die betrekking hebben op het geselecteerde onderwerp. De kaart toont dan de regionale verdeling van de indicator naar gemeenten, volgens de uitkomsten van de meting in 2020. In de twee tabellen rechts van de kaart worden de uitkomsten getoond van de vijf gemeenten met de vijf hoogste en laagste waarden op de betreffende indicator.

Wanneer meerdere gemeenten dezelfde procentuele score behalen wordt de top 5 bepaald door het alfabet.

Personen in de BRP met juiste BAG-koppeling

In de tabel boven is af te lezen dat het aandeel correct gekoppelde adressen op ongeveer 100 procent ligt voor heel Nederland. Uit de kaart en bijhorende tabellen is af te lezen dat in de gemeenten Rozendaal, Rucphen, Staphorst, Brielle en Wassenaar dit aandeel het laagst ligt.

Personen in de BRP zonder juiste BAG-koppeling

Het aantal niet-gekoppelde adressen is erg laag. Vanwege het afronden op 1 decimaal van de percentages kan het in de top 5-lijsten voorkomen dat het percentage 0 is, terwijl het aantal hoger is dan 0.

HR in samenhang met BAG

Bron: CBS - Kwaliteitsmeting basisregistraties 2020

Toelichting tabel

Via de 'Kies onderwerp' knop bovenaan de tabel, kunnen de uitkomsten voor verschillende onderwerpen geselecteerd worden. Hieronder volgt een korte toelichting op deze uitkomsten:

Vestigingen in HR met BAG-id dat voorkomt in BAG

Het aandeel vestigingen in het HR met een BAG-id dat voorkomt in de BAG is wederom gestegen vergeleken met eerdere metingen. Dit aandeel is vanaf de nulmeting (94,5 procent) gestegen in iedere volgende meting en ligt op peilmoment 1 oktober 2020 op 97,9 procent. Onder de ruim 56 duizend vestigingen zonder BAG-koppeling komen ook circa 8 900 buitenlandse adressen voor. Deze buitenlandse adressen betreffen inschrijvingen in het HR waarvan het bezoekadres in het buitenland is. Deze worden geregistreerd op het moment dat men ondernemingsactiviteiten in Nederland uitvoert. Voor deze buitenlandse adressen is logischerwijs geen koppeling met de BAG mogelijk maar zijn tot nog toe wel meegeteld in het berekende percentage. Voor ruim 65 procent van de niet-gekoppelde vestigingen is koppeling met de BAG niet mogelijk omdat de BAG-id ontbreekt in het HR. Van alle vestigingen heeft 98,6 procent een BAG-id.

Vestigingen met logische status

Het aandeel vestigingen in het HR die volgens de BAG een onlogische status hebben liet tot nu een stijgende trend zien tussen 0,6 procent in 2014 tot aan 1,1 procent in 2019. In 2020 is dit aandeel voor het eerst kleiner (0,7 procent). In 2019 ging het nog in de meerderheid van de vestigingen met een onlogische status om een harde indicatie, terwijl in 2020 dit aandeel de minderheid is geworden (een daling van 68 procent in 2019 tot 46 procent in 2020). Een harde indicatie geeft aan dat het niet (meer) mogelijk is om in het verblijfsobject te wonen. Het gaat dan om de volgende statussen: pand gesloopt, niet gerealiseerd pand of pand buiten gebruik of verblijfsobject buiten gebruik, verblijfsobject niet gerealiseerd of verblijfsobject, stand- of ligplaats ingetrokken.

Wanneer verblijfsobjecten met meerdere vestigingen maar één keer geteld worden dan is het aandeel met een onlogische status 0,7 procent. Ook hier is het aandeel met een harde indicatie afgenomen: van 61 procent in 2019 tot 48 procent in 2020.

Vestigingen met gelijke adresgegevens HR en BAG

Het aandeel vestigingen in de HR waarbij de adresgegevens volgens de HR en BAG gelijk zijn, toont een lichte stijging gedurende de verschillende metingen. In 2016 was dit aandeel 99,3 procent, in 2020 99,5 procent. In de meeste gevallen blijkt nog steeds een verschil in het huisnummer de bron van de ongelijkheid te zijn. In 2020 geldt dit voor 62,3 procent van de gevallen met ongelijke gegevens.

Loading...

Bron: CBS - Kwaliteitsmeting basisregistraties 2020

Hoogste 5 gemeenten

Laagste 5 gemeenten

Toelichting kaart

Afhankelijk van het geselecteerde onderwerp kan via de 'Kies indicator' knop een keuze gemaakt worden uit diverse indicatoren die betrekking hebben op het geselecteerde onderwerp. De kaart toont dan de regionale verdeling van de indicator naar gemeenten, volgens de uitkomsten van de meting in 2020. In de twee tabellen rechts van de kaart worden de uitkomsten getoond van de vijf gemeenten met de vijf hoogste en laagste waarden op de betreffende indicator.

Wanneer meerdere gemeenten dezelfde (afgeronde) procentuele score behalen wordt de top 5 bepaald door het alfabet.

Vestigingen in HR met BAG-id dat voorkomt in BAG

Het aandeel vestigingen in het HR met een BAG-id dat voorkomt in de BAG is 97,9 procent voor heel Nederland. Uit de kaart en bijhorende tabellen is af te lezen dat de gemeenten Epe, Dantumadiel, Roermond, Brielle en Zundert het laagst scoren met percentages vanaf 91,3 procent. In 2019 stond ook Amsterdam in dit rijtje met 94,4 procent. Voor Amsterdam is dit percentage gestegen naar 96,8 procent. Bij de gemeenten Stede Broec, Pijnacker-Nootdorp, Rozendaal, Drechterland en Edam-Volendam ligt het aandeel gekoppelde records het hoogst met percentages tussen 99,5 en 99,8 procent. Dit zijn, behalve gemeente Drechterland, dezelfde gemeenten als in 2019.

Vestigingen met logische status

In heel Nederland is van alle HR-vestigingen 99,3 procent gevestigd in een object of pand met een logische status. In de tabel naast de kaart is te zien dat in de gemeenten Vlieland, Bunnik Gilze en Rijen Maasgouw en Nederweert het aandeel met een logische status nagenoeg 100 procent is. Daarentegen ligt dit aandeel in de gemeenten Roermond, Zundert, Schiermonnikoog, Son en Breugel en Alkmaar het laagst met percentages vanaf 96,5 procent.

Vestigingen met gelijke adresgegevens HR en BAG

Het aandeel vestigingen in het HR met gelijke adresgegevens in de BAG is voor heel Nederland 99,5 procent. In veel gemeenten is het aandeel gelijke adresgegevens 100,0 procent. Een aantal gemeenten hebben een iets lagere score, waarbij de meest laag scorende gemeenten Rotterdam, Wageningen, Loppersum, Amsterdam en Oisterwijk zijn met percentages tussen de 1,9 procent en 3,6 procent voor Rotterdam. De adresverschillen bij de gemeente Rotterdam zijn net als in 2019 voor een groot deel van de gevallen ontstaan door verschillen in het huisnummer.


Bron: CBS - Kwaliteitsmeting basisregistraties 2020

Bron: CBS - Kwaliteitsmeting basisregistraties 2020

Toelichting op de figuren

De indicatoren in de bovenstaande figuren kunnen uitgesplitst worden naar diverse duidingsvariabelen. De staafdiagram (links) geef het percentage van de gekozen indicator weer als aandeel van het totale aantal vestigingen. De taartdiagram (rechts) splitst de gekozen indicator verder uit naar een keuze van diverse duidingsvariabelen.

Aantal maanden laatste mutatie HR

Het merendeel van de vestigingen die niet gekoppeld zijn met de BAG, een onlogische status hebben of waarvan de adresgegevens ongelijk zijn, heeft een mutatiedatum in het HR van meer dan 1 jaar geleden. In 88-90% van de vestigingen is dit het geval. Bij de vestigingen met een onlogische status valt op dat 5,2% een mutatiedatum in de BAG heeft in de laatste drie maanden en dat 4,8% een mutatiedatum heeft van 4 tot 6 maanden terug.

In onderzoek

Bij twijfel over de juistheid van een 'authentiek gegeven' moeten afnemers daar melding van doen. De bronhouder zal dan onderzoeken of het gegeven nog wel juist is en plaatst het gegeven in onderzoek. Als het nodig is, wordt het gegeven bijgewerkt. Zo wordt de kwaliteit van de gegevens in de basisregistraties continu verbeterd. Het valt op dat steeds nagenoeg 100 procent van de inconsistenties gevallen zijn die niet in onderzoek zijn. Voor de indicator die kijkt naar het aandeel vestigingen met gelijke adresgegevens in het HR en de BAG, is wel iets meer in onderzoek: 1,8 procent van de inconsistenties betreft adressen die in onderzoek zijn.

Overige kenmerken

Tot slot zijn de duidingsvariabelen 'Status pand', 'Bouwjaar pand', 'Onderscheid vbo, ligplaats, standplaats' en 'Status verblijfsobject' in het dashboard meegenomen. Ook zijn cijfers berekend uitgesplitst naar de duidingsvariabelen 'Aantal werkzame personen, in klassen', 'Gebruiksdoel BAG', 'Gemeente op basis van BAG', 'Gemeente op basis van HR', 'Plaats op basis van HR', 'Rechtsvorm' en 'SBI op 2-digits niveau'. Deze uitsplitsingen zijn niet gepresenteerd in het dashboard maar wel terug te vinden in de betreffende dowloadtabellen.

WOZ in samenhang met BRP

Bron: CBS - Kwaliteit Stelsel van Basisregistraties 2020

Toelichting tabel

Via de 'Kies onderwerp' knop bovenaan de tabel, kunnen de uitkomsten voor verschillende onderwerpen geselecteerd worden. Hieronder volgt een korte toelichting op deze uitkomsten:

Algemeen

Bij de koppeling WOZ-BRP is de eenheid een persoon in de rol van eigenaar en/of gebruiker van een WOZ-object. Dat betekent dat bijvoorbeeld iemand die twee huizen bezit en zelf in één daarvan woont in totaal drie keer voorkomt en daarmee ook drie keer meetelt bij het berekenen van de verschillende indicatoren.

Bij het vergelijken van persoons- en adresgegevens zijn aanvullend voor het eerst ook cijfers op basis van unieke personen berekend. Bij het berekenen van deze indicator op basis van unieke personen telt een persoon als inconsistent op het moment dat voor die persoon in de WOZ-BRP koppeling minimaal één geval voorkomt dat persoons- en/of adresgegevens niet met elkaar overeenkomen.

Personen in WOZ met BSN dat voorkomt in BRP

Gelijk aan de eerdere metingen laat de koppeling tussen de WOZ en de BRP ook in 2020 een hoog koppelpercentage zien: 99,7 procent van de personen die één of meerdere keren in de WOZ als belanghebbende geregistreerd staan, zijn terug te vinden in de BRP.

Van de 0,3 procent die niet terug te vinden is in de BRP ontbreekt in 94,7 procent van de gevallen een BSN in de WOZ. Bij de overige 5,3 procent wordt de BSN die in de WOZ is opgenomen, niet gevonden in de BRP. Dit beeld is gelijk aan de eerdere metingen.

Personen met gelijke adresgegevens WOZ en BRP

Het aandeel WOZ-objecten waarvan een persoon eigenaar of gebruiker is en waarbij de adresgegevens volgens de WOZ en BRP ongelijk zijn, lijkt nog steeds iedere meting iets toe te nemen: 11,0 procent in 2020 ten opzichte van 8,1 procent in 2019. Nog steeds blijkt in de meeste gevallen een verschil in de straatnaam de bron van de ongelijkheid te zijn (in 2020 in 89,3 procent van de gevallen). Daarbij kan het verschil variëren tussen een verschil in schrijfwijze van op zich dezelfde straatnaam tot een echt andere straatnaam. Wanneer gekeken wordt naar unieke personen dan bedraagt het aandeel unieke personen met een verschil in adresgegevens 11,8 procent.

Zowel de BRP als de WOZ leggen ook een BAG-id vast van het verblijfsobject waarin de persoon woont. Bij de WOZ is dat niet verplicht, omdat het ook om niet in Nederland woonachtige personen kan gaan. Maar als er in de WOZ een BAG-id is opgenomen van het verblijfsobject waarin de persoon woont, is de verwachting dat dat overeenkomt met het BAG-id van het verblijfsobject bij dezelfde persoon in de BRP. Net als in de eerdere metingen komt een ongelijk BAG-id van het verblijfsobject vaker voor dan ongelijke adresgegevens en neemt het percentage iedere meting toe, in 16,5 procent van de WOZ-objecten waarvan een persoon eigenaar of gebruiker is de BAG-id van het verblijfsobject ongelijk ten opzichte van 14,9 procent in 2019. Voor unieke personen geldt dat het in 17,7 procent van de gevallen voorkomt dat er een BAG-id van het verblijfsobject ongelijk is of in een registratie ontbreekt.

Het aandeel WOZ-objecten waarvan een persoon eigenaar of gebruiker is en waarbij de persoonsgegevens volgens de WOZ en de BRP ongelijk zijn, is iets toegenomen. In 2019 was dit aandeel 0,6 procent, in 2020 0,9 procent. In deze meting komt het verschil vaker door ongelijke informatie over het overlijden dan door ongelijke geboortedata. In de eerdere metingen waren deze categorieën nagenoeg gelijk. Wanneer unieke personen bekeken worden dan geldt dat in 1,2 procent van de gevallen persoonsgegevens ongelijk zijn.

Loading...

Bron: CBS - Kwaliteit Stelsel van Basisregistraties 2020

Hoogste 5 gemeenten

Laagste 5 gemeenten

Toelichting kaart

Afhankelijk van het geselecteerde onderwerp kan via de 'Kies indicator' knop een keuze gemaakt worden uit diverse indicatoren die betrekking hebben op het geselecteerde onderwerp. De kaart toont dan de regionale verdeling van de indicator naar gemeenten, volgens de uitkomsten van de meting in 2020. In de twee tabellen rechts van de kaart worden de uitkomsten getoond van de vijf gemeenten met hoogste en laagste vijf waarden op de betreffende indicator.

Wanneer meerdere gemeenten dezelfde (afgeronde) procentuele score behalen wordt de top 5 bepaald door het alfabet.

Personen in WOZ met BSN dat voorkomt in BRP

In de tabel boven is af te lezen dat het aandeel WOZ-objecten waarvan een persoon eigenaar of gebruiker is en waarvan de BSN voorkomt in de BRP in 2020 op 99,7 procent ligt voor heel Nederland. Uit de kaart en bijhorende tabellen is af te lezen dat dit aandeel in een groot aantal gemeenten zelfs 100 procent is, waarvan in het laatste geval de eerste vijf gemeenten in alfabetische volgorde worden getoond. In de gemeenten Noord-Beveland, Sluis, Ameland, De Fryske Marren en Schouwen-Duiveland is het aandeel WOZ-objecten waarvan een persoon eigenaar of gebruiker is en waarvan de BSN voorkomt in de BRP het laagst. Dit aandeel ligt voor deze gemeenten tussen de 79 en 96 procent.

Personen met gelijke adresgegevens WOZ en BRP

Het aandeel WOZ-objecten waarvan een persoon eigenaar of gebruiker is en waarbij diens adresgegevens afwijken van die in de BRP is voor heel Nederland 11,0 procent. Hierbij geldt de kanttekening dat eenzelfde persoon in deze telling vaker voorkomt als hij relaties heeft met meerdere WOZ-objecten. In de kaart is af te lezen dat voor de meeste gemeenten het percentage onder de 8 procent is. De gemeente waar de adresgegevens het best overeenkomen is Mill en Sint Hubert met maar liefst 98,3 procent gelijke adresgegevens. Noordenveld en Kampen scoren met minder dan 3 procent gelijke adresgegevens het minst goed.

Het aandeel WOZ-objecten waarvan een persoon eigenaar of gebruiker met ongelijke persoonsgegevens in de BRP is voor heel Nederland 0,9 procent. In Schiermonnikoog komen ongelijke persoonsgegevens relatief het vaakst voor (3,4 procent) gevolgd door Ridderkerk met 3,3 procent. Dit beeld is ook terug te zien als personen die als belanghebbende voorkomen in de WOZ maar één keer worden meegeteld.



Bron: CBS - Kwaliteit Stelsel van Basisregistraties 2020

Bron: CBS - Kwaliteit Stelsel van Basisregistraties 2020

Toelichting op de figuren

De indicatoren in de bovenstaande figuren kunnen uitgesplitst worden naar diverse duidingsvariabelen. De staafdiagram (links) geeft het percentage van de gekozen indicator weer als aandeel van het totale aantal personen. De taartdiagram (rechts) splitst de gekozen indicator verder uit naar een keuze van diverse duidingsvariabelen.

Aantal maanden laatste mutatie WOZ

Van de WOZ objecten, waarvan een persoon eigenaar of gebruiker is, die niet gekoppeld zijn met de BRP heeft 88,9 procent een WOZ mutatiedatum van meer dan een jaar geleden. Van de WOZ objecten waarvan adresgegevens niet overeenkomen met de BRP heeft 80,9 procent een mutatiedatum van langer dan een jaar geleden.

In onderzoek in WOZ

Bij twijfel over de juistheid van een 'authentiek gegeven' moeten afnemers daar melding van doen. De bronhouder zal dan onderzoeken of het gegeven nog wel juist is en plaatst het gegeven in onderzoek. Als het nodig is, wordt het gegeven bijgewerkt. Zo wordt de kwaliteit van de gegevens in de basisregistraties continu verbeterd. Het valt op dat meer dan 99 procent van de inconsistenties gevallen zijn die niet in onderzoek zijn. Voor de WOZ objecten die niet konden worden teruggevonden in de BRP is het aandeel objecten dat in onderzoek is slechts 0,3 procent. Voor de WOZ objecten met ongelijke adresgegevens is het aandeel objecten dat in onderzoek is 0,7 procent.

Overige kenmerken

Tot slot zijn de duidingsvariabelen 'Gebruikscode WOZ', 'WOZ aanduiding (eigenaar of gebruiker)', 'WOZ aanhef geslacht', 'WOZ ingezetene' en 'Grondgebonden volgens WOZ' in het dashboard meegenomen. Ook zijn cijfers berekend uitgesplitst naar de duidingsvariabelen 'Functieadres BRP', 'Gemeente op basis van WOZ', 'In onderzoek in BRP', 'Landsnaam op basis van WOZ', 'Leeftijd op basis van WOZ', 'Leeftijd op basis van BRP', en 'VBO-id aanwezig in WOZ'. Deze uitsplitsingen zijn niet gepresenteerd in het dashboard maar wel terug te vinden in de betreffende downloadtabellen.

WOZ in samenhang met HR

Bron: CBS - Kwaliteit Stelsel basisregistraties 2020

Toelichting tabel

Via de 'Kies onderwerp' knop bovenaan de tabel, kunnen de uitkomsten voor verschillende onderwerpen geselecteerd worden. Hieronder volgt een korte toelichting op deze uitkomsten:

Algemeen

Voor de koppeling WOZ-HR zijn indicatoren berekend voor zowel niet-natuurlijke personen als vestigingen. Op het moment dat het gaat om niet-natuurlijke personen wordt feitelijk gekeken naar de relatie van de niet-natuurlijke persoon in de rol van eigenaar en/of gebruiker van een WOZ-object. Dat betekent dat een niet-natuurlijke persoon die vijf objecten bezit en zelf één daarvan gebruikt zes keer voorkomt en daarmee ook zes keer meetelt bij het berekenen van de verschillende indicatoren. De facto wordt dus eigenlijk het aantal WOZ-objecten geteld waar een relatie met het HR is of zou moeten zijn. Dit geldt niet alleen bij niet-natuurlijke personen met geringe aantallen objecten, maar bijvoorbeeld ook bij een woningbouwcorporatie. Eén fout in bijvoorbeeld de schrijfwijze van de naam werkt dan door in veel relaties en kan daarmee het aantal geconstateerde inconsistenties tussen het HR en de WOZ sterk beïnvloeden. Dit effect kan verklaren waarom de scores van deze koppeling relatief laag zijn.

Een andere verklaring ligt in het feit dat gemeenten voor het opleggen van aanslagen soms op verzoek van belanghebbenden/belastingplichtigen afwijkende naam- en/of adresgegevens gebruiken zodat deze belanghebbenden met een groot aantal WOZ-objecten verschillende complexen of kostenplaatsen kunnen onderscheiden.

Bij het vergelijken van naam- en adresgegevens zijn daarom aanvullend voor het eerst ook cijfers op basis van unieke niet-natuurlijke personen berekend. Bij het berekenen van deze indicator op basis van unieke niet-natuurlijke personen telt een persoon als inconsistent op het moment dat voor die persoon in de WOZ-HR koppeling minimaal één geval voorkomt dat naam- en/of adresgegevens niet met elkaar overeenkomen.

Niet-natuurlijke personen en vestigingen in WOZ met RSIN of KvK-nummer dat voorkomt in HR

Bij een perfecte koppeling zullen de niet-natuurlijke personen en vestigingen van de WOZ allemaal terug te vinden zijn in het HR. Er zijn echter ook enkele soorten organisaties die zich niet in het HR hoeven in te schrijven, zoals kerkgenootschappen en buitenlandse rechtspersonen als ze geen economische activiteiten in Nederland uitvoeren. De resultaten laten zien dat de koppeling van de niet-natuurlijke personen opnieuw hoger uitkomt dan bij de vorige meting: het aandeel gekoppelde WOZ-objecten aan de hand van de RSIN of KvK-nummer van de eigenaar of gebruiker is toegenomen van 83,7 naar 87,3 procent. Het aandeel gekoppelde vestigingen in de WOZ en het HR is wederom nagenoeg gelijk gebleven (96,6 procent ten opzichte van 96,5 procent).

Niet-natuurlijke personen met gelijke adresgegevens WOZ en HR

Het aandeel WOZ-objecten waarvan een niet-natuurlijke persoon eigenaar of gebruiker is waarbij de adresgegevens volgens de WOZ en het HR ongelijk zijn, is ten opzichte van 49,0 procent in 2019 gegroeid tot 50,6 procent in 2020. De ongelijke adresgegevens worden opnieuw vooral veroorzaakt doordat straatnamen in de WOZ ontbreken, terwijl deze wel in het HR zijn opgenomen. Dit aandeel is voor unieke niet-natuurlijke personen lager, namelijk 40,5 procent.

Verder is voor WOZ-objecten waarvan een niet-natuurlijke persoon eigenaar of gebruiker is, het aandeel waarbij de statutaire naam overeenkomt toegenomen van 70,3 naar 74,9 procent. Dit aandeel is voor unieke niet-natuurlijke personen 73,4 procent.

Vestigingen met gelijke adresgegevens WOZ en HR

Bij de vestigingen in de WOZ die worden teruggevonden in het HR is het aandeel vestigingen waarvan adresgegevens gelijk zijn verder toegenomen: voor 81,4 procent van de vestigingen was het adres gelijk aan het HR ten opzichte van 79,5 procent in 2019. Ook is opnieuw gekeken naar het aandeel gelijke handelsnamen van vestigingen. Bij de vestigingen in de WOZ komt 59,9 procent van de handelsnamen overeen.

Loading...

Bron: CBS - Driemeting kwaliteit basisregistraties

Hoogste 5 gemeenten

Laagste 5 gemeenten

Toelichting kaart

Afhankelijk van het geselecteerde onderwerp kan via de 'Kies indicator' knop een keuze gemaakt worden uit diverse indicatoren die betrekking hebben op het geselecteerde onderwerp. De kaart toont dan de regionale verdeling van de indicator naar gemeenten, volgens de uitkomsten van de meting in 2020. In de twee tabellen rechts van de kaart worden de uitkomsten getoond van de vijf gemeenten met de vijf hoogste en laagste waarden op de betreffende indicator.

Wanneer meerdere gemeenten dezelfde (afgeronde) procentuele score behalen wordt de top 5 bepaald door het alfabet.

Niet-natuurlijke personen en vestigingen in WOZ met RSIN of KvK-nummer dat voorkomt in HR

In de tabel boven is af te lezen dat het aandeel WOZ-objecten dat aan de hand van de RSIN of KvK-nummer van de eigenaar of gebruiker aan het HR kan worden gekoppeld in 2020 op 87,3 procent ligt voor heel Nederland. Op de kaart en in bijhorende tabellen is te zien dat bij de gemeenten Renswoude, Mill en Sint Hubert, Hellevoetsluis, Grave en Heeze-Leende het aandeel gekoppelde WOZ-objecten het hoogst is met 98 procent of hoger. Bij de gemeenten Drechterland, Staphorst, Stede Broec, Heerde en Eemnes is het aandeel gekoppelde niet-natuurlijke personen het laagst, tussen de 23 en 30 procent.

Het aandeel vestigingen in de WOZ met een vestigingsnummer dat voorkomt in het HR voor heel Nederland ligt in 2020 op 96,6 procent. Bij een groot aantal gemeenten ligt dit percentage al op 100 procent maar er zijn deze meting ook gemeenten waarbij dit percentage 0 procent is.

Niet-natuurlijke personen en vestigingen met gelijke adresgegevens WOZ en HR

WOZ-objecten waarvan een niet-natuurlijke persoon eigenaar of gebruiker is hebben in ongeveer de helft van de gevallen gelijke adresgegevens volgens de WOZ en het HR. Gemeenten waarbij de adresgegevens voor meer dan 95 procent gelijk zijn, zijn Eemnes, Huizen en Montferland. De minst scorende gemeenten zijn Noordenveld en Boxmeer. Voor vestigingen komen ongelijke adresgegevens minder vaak voor. In Nederland als geheel komt 18,6 procent van de adressen niet overeen. In Noordenveld en Schagen komen relatief de meeste ongelijke adressen voor. Er zijn ook gemeenten waarbij geen enkele vestiging te vinden is waarvoor adresgegevens ongelijk zijn.

De statutaire naam komt in 74,9 procent van de gekoppelde WOZ-objecten van niet-natuurlijke personen tussen de WOZ en het HR overeen; in 25,1 procent van de gevallen is het ongelijk. Bij een groot aantal gemeenten zijn de statutaire namen voor 100 procent van de gevallen in de WOZ en het HR gelijk aan elkaar. Binnen de gemeenten Kampen, Berkelland en Helmond ligt het aandeel gelijke statutaire naam onder de 20 procent.

Ongelijke handelsnamen komen bij vestigingen in 40,1 procent van de gevallen voor. Voor een aantal gemeenten komen handelsnamen in deze meting in 100 procent van de gevallen overeen. Gemeenten waarbij de handelsnamen het minst vaak overeenkomen zijn Kampen, Helmond, Delft en 's-Gravenhage.



Bron: CBS - Kwaliteit Stelsel basisregistraties 2020

Bron: CBS - Kwaliteit Stelsel basisregistraties 2020

Toelichting op de figuren

De indicatoren in de bovenstaande figuren kunnen uitgesplitst worden naar diverse duidingsvariabelen. De staafdiagram (links) geef het percentage van de gekozen indicator weer als aandeel van het totale aantal niet-natuurlijke personen of vestigingen. De taartdiagram (rechts) splitst de gekozen indicator verder uit naar een keuze van diverse duidingsvariabelen.

Aantal maanden laatste mutatie WOZ

Voor de koppeling van de WOZ met het HR geldt dat het merendeel van de gevallen waar een inconsistentie is aangetroffen een mutatiedatum in de WOZ heeft van meer dan een jaar geleden. Voor de gevallen met ongelijke adresgegevens blijkt eveneens dat de mutatiedatum in het HR meestal meer dan een jaar geleden was.

In onderzoek in WOZ

Bij twijfel over de juistheid van een 'authentiek gegeven' moeten afnemers daar melding van doen. De bronhouder zal dan onderzoeken of het gegeven nog wel juist is en plaatst het gegeven in onderzoek. Als het nodig is, wordt het gegeven bijgewerkt. Zo wordt de kwaliteit van de gegevens in de basisregistraties continu verbeterd. Het valt op dat steeds meer dan 99 procent van de niet-gekoppelde WOZ-objecten niet in onderzoek is. Voor de indicator die kijkt naar het aandeel WOZ-objecten waarvan een niet-natuurlijke persoon eigenaar of gebruiker is met gelijke adresgegevens in het HR en de BAG, is gemeten dat 3,1 procent van de inconsistenties adressen zijn die in onderzoek zijn.

Overige kenmerken

Tot slot zijn de duidingsvariabelen 'Gebruikscode WOZ', 'WOZ aanduiding (eigenaar of gebruiker)' en 'Grondgebonden volgens WOZ' in het dashboard meegenomen. Ook zijn cijfers berekend uitgesplitst naar de duidingsvariabelen 'Gemeente op basis van WOZ', 'Landsnaam op basis van WOZ', 'Aantal werkzame personen', 'Rechtspersoon' en 'SBI 2-digits'. Deze uitsplitsingen zijn niet gepresenteerd in het dashboard maar wel terug te vinden in de betreffende downloadtabellen.

BAG in samenhang met BGT

Bron: Kadaster

Toelichting tabel

Via de 'Kies onderwerp' knop bovenaan de tabel, kunnen de uitkomsten voor verschillende onderwerpen geselecteerd worden.

In de meting van 2020 is het totaal aantal panden ten opzichte van 2019 met bijna een miljoen afgenomen. De oorzaak hiervan is dat in 2019, ten onrechte, ook panden met inactieve statussen werden meegerekend. Dat is in de meting van 2020 gecorrigeerd. Om deze reden zijn resultaten voor 2019 en 2020 niet één op één vergelijkbaar.

Panden in BAG met pand-id dat voorkomt in BGT

Het aantal en percentage van de indicator ‘Panden in de BAG die in de actieve BGT voorkomen’ geeft de geslaagde pandkoppelingen weer tussen de BAG en de BGT. Het aantal en percentage van de indicator ‘Panden in de BAG die niet in de actieve BGT voorkomen’ geeft de panden weer waarbij geen koppeling kan worden gelegd tussen de BAG en de BGT.

Panden in BGT met pand-id dat voorkomt in BAG

Het aantal en percentage van de indicator ‘Panden in de BGT die in de actieve BAG voorkomen’ geeft de geslaagde pandkoppelingen weer tussen de BGT en de BAG. Het aantal en percentage van de indicator ‘Panden in de BGT die niet in de actieve BAG voorkomen’ geeft de panden weer waarbij geen koppeling kan worden gelegd tussen de BGT en de BAG.

Panden in BAG en BGT met logische status

Het aantal en percentage van de indicator ‘Panden in de BAG en de BGT met logische status’ geeft de panden weer waarbij de koppeling tussen de panden in beide registraties een logische status heeft. Bijvoorbeeld een BGT-pand met status ‘Bestaand’ en een BAG-pand met status ‘Pand in gebruik’. Het aantal en percentage van de indicator ‘Panden in de BAG en de BGT met conflicterende status’ geeft de panden weer waarbij de koppeling tussen de panden in beide registraties een conflicterende status heeft. Bijv. een BGT-pand met status ‘Bestaand’ en een BAG-pand met status ‘Bouwvergunning verleend’.

Loading...

Toelichting indicator

Bron: Kadaster

Hoogste 5 gemeenten

Laagste 5 gemeenten

Toelichting kaart

Afhankelijk van het geselecteerde onderwerp kan via de 'Kies indicator' knop een keuze gemaakt worden uit diverse indicatoren die betrekking hebben op het geselecteerde onderwerp. De kaart toont dan de regionale verdeling van de indicator naar gemeenten, volgens de uitkomsten van de meting in 2020. In de twee tabellen rechts van de kaart worden de uitkomsten getoond van de vijf gemeenten met de vijf hoogste en laagste waarden op de betreffende indicator.

Wanneer meerdere gemeenten dezelfde (afgeronde) procentuele score behalen wordt de top 5 bepaald door het alfabet.


BRK in samenhang met BAG

Koppelingen BRK-BAG

Bron: Kadaster

Toelichting tabel

Hieronder volgt een korte toelichting op deze uitkomsten:

Koppelingen BRK-BAG

De cijfers geven een indicatie van het aantal koppelingen vanuit BAG-adressen met bebouwde kadastrale objecten. De BRK-BAG koppeling bestaat uit de opname van BAG-identificaties van BAG-adressen en BAG adresseerbare objecten (VBO-id's) bij bebouwde percelen en appartementsrechten in de BRK Kadastrale Objecten. Voor appartementsrechten is geen geometrie beschikbaar. De koppeling kan daarom niet enkel op basis daarvan geschieden. Verder is hier gekozen voor koppelingen in plaats van volledigheid, omdat alleen bij bebouwde percelen adressen bekend zijn. Voor onbebouwde percelen registreert de BRK geen adressen. Volledigheid zou suggereren dat voor alle percelen adressen geregistreerd worden.


Bron: Kadaster

BRK in samenhang met HR

Volledigheid BRK-HR

Bron: Kadaster

Toelichting tabel

Hieronder volgt een korte toelichting op deze uitkomsten:

Volledigheid BRK-HR

De indicator volledigheid BRK-HR geeft een indicatie van het aantal niet-natuurlijke personen die in de Basisregistratie Kadaster (BRK) geregistreerd zijn, die terug te vinden zijn in het Handelsregister (HR).

Tegenwoordig nemen notarissen bij het inschrijven van stukken bij het Kadaster het KvK-nummer op in de akte. Daardoor wordt controle op de gegevens over niet-natuurlijke personen met het HR op eenvoudige wijze mogelijk. De gegevens die dan worden gecontroleerd betreffen het KvK-nummer, de naam, de zetel (indien aanwezig) en de rechtsvorm. Wanneer deze gegevens niet volledig in de akte staan of niet overeenkomen met de gegevens zoals in het Handelsregister bekend, dan is koppeling op basis van het KvK-nummer niet mogelijk. In de BRK wordt het KvK-nummer dan niet geregistreerd.

Wanneer de gegevens overeenkomen, wordt ook het RSIN-nummer uit het HR in de BRK geregistreerd. Deze indicator geeft het aantal niet natuurlijke personen weer in de BRK die niet teruggevonden worden in het HR.

Het lage percentage koppelingen heeft verschillende oorzaken:

  1. Rechtsvormen kunnen niet gematcht worden, omdat ze niet voorkomen in het HR. Dit geldt voor kerkelijke instellingen, buitenlandse rechtsvormen, instanties of projecten.
  2. Voor samenwerkingsverbanden, vennootschappen onder firma (VOF), Commanditaire vennootschappen en maatschappen worden rechten op naam van de Natuurlijke Personen (NP), die een relatie hebben met de betreffende NNP, geregistreerd in de BRK.
  3. Op de ingeschreven akte komt de naam niet overeen met de naam zoals ten tijde van inschrijving bekend in het HR. Bij naamswijzigingen kan het voorkomen dat de akte op een later tijdstip wordt ingeschreven in het HR.

Het koppelpercentage in 2020 lijkt iets lager ten opzichte van 2019. Dit komt omdat cijfers gebaseerd zijn op peilmomenten en niet op jaarlijkse gemiddelden. Het koppelpercentage fluctueert altijd iets door aan- en afwas van niet-natuurlijke personen in de BRK waardoor peilmomenten minder goed vergelijkbaar zijn. Deze aan- of afwas hoeft overigens niet altijd te gaan om niet-natuurlijke personen die nog niet eerder voorkwamen in de BRK. Het wordt sterk geadviseerd om een KvK-nummer op te nemen in de akte, hierdoor wordt het koppelen met het Handelsregister vereenvoudigd. Desondanks kan het zijn dat rechtsvormen niet voorkomen in het HR, bijvoorbeeld buitenlandse rechtsvormen, instanties of projecten. Daarnaast geldt voor samenwerkingsverbanden, vennootschappen onder firma (VOF), Commanditaire vennootschappen en maatschappen dat de rechten op naam van de natuurlijke personen, die een relatie hebben met de betreffende niet-natuurlijke persoon, worden geregistreerd in de BRK. Er is daarom geen sprake van een neerwaartse trend, maar van een licht fluctuerende doch stabiele trend.



Bron: Kadaster

Bron: Kadaster

Toelichting figuur

De indicatoren in de bovenstaande figuren kunnen uitgesplitst worden naar diverse duidingsvariabelen. De staafdiagram (links) geef het percentage van de gekozen indicator weer als aandeel van het totale aantal subjecten. De taartdiagram (rechts) splitst de gekozen indicator verder uit naar een keuze van diverse duidingsvariabelen.
De natuurlijke personen die in de tellingen zijn meegenomen, hebben allen één of meerdere actieve rechten op naam in de BRK.

Duidingsvariabele koppeling BRK-HR:

  • Totaal: Deze indicator geeft het percentage weer van het totaal aantal niet-natuurlijke personen met één of meer rechten in de BRK.
  • Rechtspersoon: hier is onderscheid gemaakt met samenwerkingsverbanden en Verenigingen van Eigenaren. Deze typen rechtspersonen kunnen in bepaalde situaties rechten op naam hebben in de BRK. De rechten staan echter regulier gesproken geregistreerd op naam van een natuurlijk persoon. Om alleen de percentages weer te geven van rechtspersonen die daadwerkelijk een recht op naam hebben staan, is ervoor gekozen om deze cijfers op te delen.

BRK in samenhang met BRP

Volledigheid BRK-BRP

Bron: Kadaster

Toelichting tabel

Hieronder volgt een korte toelichting op deze uitkomsten:

Volledigheid BRK-BRP

De indicator volledigheid BRK-BRP geeft een indicatie van het aantal personen in de Basisregistratie Kadaster (BRK) die gekoppeld zijn met de BRP. De koppeling vindt plaats o.b.v. de persoonsgegevens uit een stuk dat wordt ingeschreven in de Openbare Registers van het Kadaster. In een Openbaar Registerstuk wordt nooit een BSN-nummer vermeld. Wanneer deze persoonsgegevens overeenkomen met deze gegevens in de BRP, dan wordt de BSN van deze persoon opgehaald uit de BRP en geregistreerd in de BRK.

Deze indicator laat zien welk koppelpercentage er op dit moment bereikt is. Oorzaken dat personen niet meer gekoppeld kunnen worden, zijn o.a.:

  1. De Openbare Registers die de basis vormen van de BRK, bestaan al sinds 1832. Deze personen zijn reeds lang overleden, voor de uitgifte van BSN's.
  2. Personen zijn woonachtig in het buitenland, voor de registratie in de BRP als niet-ingezetene.
  3. De naamgeving in de akte is niet te matchen met BRP.
  4. Personen kunnen nog niet gevonden worden in de BRP.

Het koppelpercentage in 2020 lijkt iets lager ten opzichte van 2019. Dit komt omdat cijfers gebaseerd zijn op peilmomenten en niet op jaarlijkse gemiddelden. Het koppelpercentage fluctueert verder altijd iets door aan- en afwas van personen in de BRK waardoor peilmomenten minder goed vergelijkbaar zijn. Deze aan- of afwas hoeft overigens niet altijd te gaan om personen die nog niet eerder voorkwamen in de BRK. Het kan zijn dat de persoon in verschillende aktes met zodanig verschillende persoonsgegevens voorkomt dat het systeem ze niet als dezelfde persoon heeft herkend, of omdat bij het opvoeren van een verkrijger (kopende persoon) niet is gemerkt dat de persoon al bestond. Ook is het mogelijk dat de persoon überhaupt niet te vinden is, omdat het een buitenlandse koper betreft, die niet bekend is met een RSIN nummer in de BRP. In zulke gevallen worden personen opgevoerd waarbij geen koppeling met een BSN tot stand komt. Er is daarom geen sprake van een neerwaartse trend, maar van een licht fluctuerende doch stabiele trend.



Bron: Kadaster

Bron: Kadaster

Toelichting figuur

De indicatoren in de bovenstaande figuren kunnen uitgesplitst worden naar diverse duidingsvariabelen. De staafdiagram (links) geef het percentage van de gekozen indicator weer als aandeel van het totale aantal natuurlijke personen. De taartdiagram (rechts) splitst de gekozen indicator verder uit naar een keuze van diverse duidingsvariabelen.
De natuurlijke personen die in de tellingen zijn meegenomen, hebben allen één of meerdere actieve rechten op naam in de BRK.

Duidingsvariabelen koppeling BRK-BRP:

  • Totaal: geeft het percentage weer van het totaal aantal natuurlijke personen met één of meer actieve rechten in de BRK, die al dan niet gekoppeld zijn met de BRP.
  • Type registratie: geeft het percentage weer van het totaal aantal natuurlijke personen met één of meer actieve rechten in de BRK, geregistreerd in de BRP inclusief het RNI die al dan niet gekoppeld kunnen worden. Onder 'overig' vallen o.a.:
    1. natuurlijke personen die reeds overleden zijn, maar nog wel rechten hebben;
    2. natuurlijke personen die in het buitenland wonen, maar niet geregistreerd zijn in RNI;
    3. natuurlijke personen die niet gekoppeld kunnen worden met de BRP bijvoorbeeld omdat de naam die in de akte stond, niet volledig overeenkwam met de naam in de BRP;
    4. natuurlijke personen die niet teruggevonden kunnen worden in de BRP.
  • In onderzoek BRP: geeft het percentage weer van het totaal aantal natuurlijke personen met één of meer actieve rechten in de BRK die in onderzoek zijn bij de BRP.
  • Overledenen met rechten op onroerend goed: geeft het percentage weer van het aantal overledenen met rechten, die al dan niet gekoppeld zijn met de BRP.

WOZ in samenhang met BAG

Bron: Waarderingskamer

Toelichting tabel

Via de 'Kies onderwerp' knop bovenaan de tabel, kunnen de uitkomsten voor verschillende onderwerpen geselecteerd worden. Hieronder volgt een korte toelichting op deze uitkomsten:

Toelichting op de relatie tussen BAG en WOZ

Alles wat buiten gebouwd is, is van belang voor de WOZ-waardebepaling en moet dus een relatie hebben met de WOZ. Dat betekent dat alle panden en verblijfsobjecten in de BAG direct of indirect aan de WOZ gekoppeld moeten zijn. In de BAG kennen de meeste panden verblijfsobjecten, bijvoorbeeld de woningen. De WOZ legt dan alleen de koppeling met het verblijfsobject vast. Het bijbehorende pand is dan indirect (via de BAG) ook aan de WOZ gekoppeld. Er zijn ook panden die geen verblijfsobject hebben. Bijvoorbeeld een vrijstaande berging. De WOZ legt met een dergelijk pand zonder verblijfsobject wel een directe relatie vast.

Andersom geldt dat een WOZ-object niet altijd gebouwd is. Het kan bijvoorbeeld ook een stuk grond zijn. Een stuk grond komt niet in de BAG voor. Dus niet alle WOZ-objecten hoeven aan de BAG gekoppeld te zijn.

WOZ-objecten met pand-id of bag-id dat voorkomt in BAG

Voor zowel verblijfsobjecten als panden is gekeken of de in de WOZ gebruikte id's teruggevonden worden in de BAG. Deze koppeling scoort goed: veel gemeenten scoren 100 procent. Landelijk gemiddeld is de aansluiting nog iets verbeterd ten opzichte van het vorige jaar.

Panden en verblijfsobjecten in de WOZ met een logische status

Er is niet alleen gekeken of de gekoppelde panden en verblijfsobjecten teruggevonden kunnen worden in de BAG, maar ook of de status van deze objecten in de BAG logisch is. Verwacht wordt dat panden en verblijfsobjecten met een status 'gesloopt' of 'niet gerealiseerd' niet (meer) gekoppeld zijn aan een WOZ-object. Bij de verblijfsobjecten heeft 0,4 procent van de gekoppelde BAG-objecten een onlogische status en bij de panden (bijgebouwen) is dit 1,7 procent. Voor beide categorieën geldt dat deze percentages iets lager liggen dan vorig jaar.

Panden of verblijfsobjecten in BAG met pand-id of bag-id dat voorkomt in WOZ

Voor de relatie de andere kant op (alle verblijfsobjecten in de BAG moeten in de WOZ teruggevonden kunnen worden en alle 'panden zonder verblijfsobject' in de BAG moeten in de WOZ gevonden kunnen worden) zijn de verschillen tussen gemeenten groter. Op enkele uitzonderingen na scoren ook hier de meeste gemeenten goed. Voor verblijfsobjecten scoren verreweg de meeste gemeenten boven de 95 procent en veel gemeenten zelfs boven de 99 procent. Voor de panden ligt de koppelingsgraad iets lager.

Loading...

Bron: Waarderingskamer

Hoogste 5 gemeenten

Laagste 5 gemeenten

Toelichting kaart

Afhankelijk van het geselecteerde onderwerp kan via de 'Kies indicator' knop een keuze gemaakt worden uit diverse indicatoren die betrekking hebben op het geselecteerde onderwerp. De kaart toont dan de regionale verdeling van de indicator naar gemeenten, volgens de uitkomsten van de meting in 2020. In de twee tabellen rechts van de kaart worden de uitkomsten getoond van de vijf gemeenten met de vijf hoogste en laagste waarden op de betreffende indicator.

Wanneer meerdere gemeenten dezelfde (afgeronde) procentuele score behalen wordt de top 5 bepaald door het alfabet.

WOZ in samenhang met BRK

Bron: Waarderingskamer

Toelichting tabel

Hieronder volgt een korte toelichting op deze uitkomsten:

Algemeen

Van alle WOZ-objecten in de WOZ is beoordeeld of er sprake is van tenminste één actuele verwijzing naar de Basisregistratie Kadaster in de vorm van de kadastrale aanduiding van een kadastraal perceel of de kadastrale aanduiding van een kadastraal appartement. Deze koppeling is verplicht.

Afgerond is de score voor de volledigheid van deze koppeling landelijk 99,9 procent. Dit is een hoge score, maar wel lager dan bij de vorige meting. Het technisch verplicht maken van deze relatie moet deze relatie weer tot het niveau van 100 procent brengen. Het percentage ligt slechts bij zeven gemeenten onder de 99 procent (laagste score is 98,5 procent).

WOZ-objecten met een kadastrale relatie die voorkomt in de BRK

Voor de kadastrale percelen die in de WOZ zijn gekoppeld aan één of meer WOZ-objecten is gekeken of de in de WOZ gemelde kadastrale aanduidingen teruggevonden worden in de BRK. Ook wat deze indicator betreft scoort deze koppeling goed, met een landelijk gemiddelde score van 99,6 procent (evenals vorig jaar) en een groot aantal gemeenten dat 100 procent scoort.

De 'slechtst' scorende gemeente heeft een koppelingspercentage van ruim 95 procent. Overigens wanneer een nadere analyse wordt gedaan naar de kadastrale aanduidingen die niet (meer) worden teruggevonden in de Basisregistratie Kadaster dan blijkt een significant deel van de uitval binnen een periode van enkele maanden te zijn opgelost. Dit hangt samen met het feit dat het verwerken van kadastrale mutaties, waarbij bijvoorbeeld bestaande kadastrale percelen worden beëindigd en nieuwe percelen worden opgevoerd, ook een inhoudelijke beoordeling van de WOZ-objectafbakening vergt. Daarom komen dergelijke mutaties meestal pas later tot uitdrukking in de WOZ.

Loading...

Bron: Waarderingskamer

Hoogste 5 gemeenten

Laagste 5 gemeenten

Toelichting kaart

Via de 'Kies indicator' knop kan een keuze gemaakt worden uit diverse indicatoren. De kaart toont dan de regionale verdeling van de indicator naar gemeenten, volgens de uitkomsten van de meting in 2020. In de twee tabellen rechts van de kaart worden de uitkomsten getoond van de vijf gemeenten met hoogste en laagste vijf waarden op de betreffende indicator.

Wanneer meerdere gemeenten dezelfde (afgeronde) procentuele score behalen wordt de top 5 bepaald door het alfabet.

BRI in samenhang met BRP

Personen in BRI met een BSN dat voorkomt in BRP

Bron: Belastingdienst (betreft gegevens over belastingjaar 2019, peildatum 6 oktober 2020)

Toelichting tabel

Hieronder volgt een korte toelichting op deze uitkomsten:

Personen in BRI met een BSN dat voorkomt in BRP

In de BRI zijn personen geregistreerd met een inkomen. De personen hebben allemaal een burgerservicenummer (BSN). Deze BSN's in de BRI komen op het peilmoment nagenoeg allemaal voor in de BRP. Een klein aantal BSN's in de BRI komen op het peilmoment niet voor in de BRP. Dit betreft bijvoorbeeld personen die een dubbel BSN hadden, waarvan er inmiddels één is afgesloten.


Historische cijfers

Bron: CBS

Toelichting historische cijfers CBS

Toelichting indicatoren gekozen koppeling

Historische cijfers

Op deze pagina zijn de basiscijfers van de kwaliteitsmetingenmetingen te vinden die in het verleden zijn uitgevoerd maar op dit moment niet worden geactualiseerd. Hiermee wordt in samenhang met de cijfers op de trends pagina een indruk gekregen welke koppelingen tussen basisregistraties zijn gemeten en welke indicatoren daarbij zijn onderzocht. Voor wat betreft de historische cijfers gaat het om cijfers over de zogenoemde nulmeting in 2014, de éénmeting in 2016 en de tweemeting in 2017. In de bovenstaande tabel kan gefilterd worden op de volgende onderzochte koppelingen:

  • BRP-BAG
  • BRP-HR-BRK
  • HR-BAG
  • HR-BRP

Een aantal van de eerder onderzochte koppelingen komen ook in recente metingen voor. Het gaat dan om andere indicatoren. Een uitzondering geldt voor de BRP-BAG koppeling: er zijn een aantal indicatoren die zowel op de trends pagina als op de historische pagina voorkomen, maar dan met andere peilmomenten. Dit heeft als reden dat de metingen uit 2019 en 2020 door de bronhouder zijn uitgevoerd terwijl voorheen het CBS deze metingen heeft uitgevoerd. De resultaten van 2019 en 2020 zijn hierdoor niet vergelijkbaar met de eerdere metingen van het CBS.

Indicatoren

Voor elk van bovenstaande koppelingen zijn verschillende indicatoren terug te vinden. Per indicator is het aantal inconsistenties aangegeven dat gemeten is en het percentage dat wel consistent is ten opzichte van het totaal. Hiermee wordt een indruk gekregen hoe de indicator scoort.

Meer informatie

Voor een uitgebreide duiding van elke indicator, uitsplitsingen in detailcijfers of de dataset voor eigen analyses, zie onderstaande pagina's:

Technische toelichting

Eerdere metingen

De rapporten van de metingen voor 2014, 2016 en 2017 zijn te vinden onder:
Het dashboard met cijfers uit de kwaliteitsmeting in 2019 is te vinden via:

Bronnen

Begrippen

Afkortingen

Download

Via onderstaande knoppen kunnen de samenvatting en alle datasets, die in het dashboard zijn gebruikt, gedownload worden. De datasets zijn beschikbaar in CSV formaat en kunnen onder andere geopend worden in Excel. Ten behoeve van de leesbaarheid van het dashboard komt het voor dat namen van indicatoren en duidingsvariabelen in de tabellen afwijken. Wel komen de getoonde cijfers op het dashboard overeen met de cijfers zoals deze in de tabellen terug te vinden zijn.

Dataset op pagina 'Samenvatting'

Download data: Samenvatting

Dataset op pagina 'Trends'

Download data: Trends

Datasets met BRP als basis

Download data: BRP-BAG (zip)

Datasets met HR als basis

Download data: HR-BAG (zip)

Datasets met WOZ als basis

Download data: WOZ-BRK_BAG_BRP_HR (zip)

Datasets met BRK als basis

Download data: BRK_BAG_HR_BRP (zip)

Datasets met BAG als basis

Download data: BAG-BGT (zip)

Datasets met BRI als basis

Download data: BRI-BRP (zip)

Dataset op pagina 'Historische cijfers'

Download data: Historische cijfers